Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Elektrische Aansluitingen - Honeywell 3000 MkIII Series Technische Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

SERIE 3000 MKIII TECHNISCHE HANDLEIDING

6. Elektrische aansluitingen

Voorafgaand aan de installatie bekijkt u controletekening 3000G3303 van de transmitter en controletekening
3000E3157 van de externe sensor, die in deel 21 zijn weergegeven.
De Serie 3000 MkIII is geschikt voor intrinsiek veilige installaties en gebruik in Zone 0 of 1 of 2 of 20 of 21 of 22 gevaarlijke
gebieden in Europa en gevaarlijke locaties Klasse I, Divisies 1 en 2, Groepen A, B, C, en D; Klasse II, Divisies 1 en 2,
Groepen E, F en G in Noord-Amerika.
De installatie moet gebeuren conform de geldende normen van de bevoegde instantie in het betreffende land.
Gebruik alleen koperdraad.
Bij het uitvoeren van werkzaamheden mag alleen opgeleid personeel de detector openen.
Voordat werkzaamheden worden uitgevoerd, moet worden nagegaan of alle lokale regels en procedures van de locatie
zijn nageleefd. De geldende normen moeten worden gevolgd om de algemene certificatie van de detector te behouden.
Voor een intrinsiek veilige installatie en om de intrinsieke veiligheid te handhaven, moet de bedrading van de transmitter
door een galvanische isolator of een zener diodebarrier worden geleid die voldoet aan de parameters die zijn aangegeven
op controletekening 3000G3303. De gekozen barrier moet goedgekeurd zijn voor intrinsiek veilige circuits voor de
gevaarlijke lokatieklasse en -groep, gezien de toepassing. De kabelcapaciteit plus de transmittercapaciteit (Ci) moet gelijk
of lager zijn dan de Ca (of Co) van de barrier. De kabelinductie plus de transmitterinductie (Li) moet gelijk of lager zijn dan
de La (of Lo) van de barrier. De barrier moet zich in de ongevaarlijke zone bevinden.
Alle intrinsiek veilige bedrading moet gescheiden gehouden worden van niet-intrinsiek veilige bedrading. Sluit de
aardverbinding van de barrier aan op de aardbus van het stroomverdelingspaneel (controller). Weerstand naar aarde
mag niet groter zijn dan 1,0 Ohm.
Elektrische apparaten die aangesloten zijn op een intrinsiek veilig systeem mogen niet meer dan 250 V (Vrms) gebruiken
of genereren, gezien de aardverbinding.
De installatie moet voldoen aan de instructies van de barrierproducent en aan artikel 504/505 van de nationale
elektrische code, ANSI/NFPA 70 en/of Canadese elektrische code deel 18.
Om het risico van ontsteking in gevaarlijke atmosferen te vermijden moeten leidingen een lekdichte dichting hebben op
minder dan 18" van de behuizing.
Om het risico van ontsteking in gevaarlijke atmosferen te verminderen, declassificeert u de zone of koppelt u de
apparatuur los van de voeding voordat u de detectorbehuizing opent. Houd de module goed gesloten tijdens het gebruik.
Probeer nooit een klemmenblok/behuizing te openen in potentieel gevaarlijke atmosferen.
Voor de elektrische veiligheid en om radio-interferentie te beperken, moet de detector geaard zijn. Er is een
aardingspunt voorzien aan de binnen- en buitenkant van de detector. De interne aarding moet worden gebruikt als
primaire aarding voor de apparatuur. De externe aansluiting is alleen een extra aardaansluiting, als lokale autoriteiten
een dergelijke aansluiting toestaan of vereisen.
Wees voorzichtig bij het werken met de sensors, omdat ze corrosieve oplossingen kunnen bevatten.
Probeer de sensor nooit te saboteren of te demonteren.
Stel het apparaat niet bloot aan temperaturen buiten het geadviseerde bereik.
Stel de sensor niet bloot aan organische oplosmiddelen of brandbare vloeistoffen.
Als de sensors zijn opgebruikt, moeten ze op milieuvriendelijke wijze worden verwijderd. Verwijdering moet gebeuren
conform de plaatselijke bepalingen voor afvalverwerking en de milieuwetgeving.
Sensors mogen ook worden geretourneerd aan Honeywell Analytics. Verpak ze goed en markeer ze duidelijk voor
milieuvriendelijke afvalverwerking.
WAARSCHUWINGEN
11
MAN0917_Uitgave 6_08/2015

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave