Oliedruk
De normale oliedruk tijdens bedrijf is 3 - 6 bar
(43,5 - 87 psi). De laagste toegelaten oliedruk bij
stationair draaien is 0,7 bar (10,2 psi).
Het motorregelsysteem geeft een alarm af bij de
volgende niveaus:
• Bij een motortoerental dat lager is dan 1.000
omw/min en een oliedruk die lager is dan
0,7 bar (10,2 psi).
• Bij een motortoerental dat hoger is dan 1.000
omw/min en een oliedruk die lager is dan
2,5 bar (36,3 psi) gedurende meer dan 3 se-
conden.
De volgende functie is standaard als een alarm
voor een onjuiste oliedruk:
• Alarm en koppelafname met 30%.
Afhankelijk van de motorconfiguratie zijn daar-
naast mogelijk de volgende alarmfuncties be-
schikbaar:
• Alleen alarm.
• Alarm en motoruitschakeling.
• Alarm en tijdelijke overname van de regeling
voor motoruitschakeling.
N.B.:
Een hoge oliedruk (meer dan 6 bar/87 psi) is nor-
maal tijdens het starten van een koude motor.
Laadcontrolelamp
Als de lamp wordt ingeschakeld tijdens het be-
drijf: Controleer de aandrijfriem van de dynamo
aan de hand van de instructies in het hoofdstuk
Aandrijfriem
controleren.
Als de controlelamp voor laden blijft branden,
kan dat duiden op een dynamostoring of een sto-
ring in het elektrisch systeem.
OPM 100 nl-NL
Riemdistributie
Wanneer de riemdistributie nieuw is, kan dat tij-
dens het lopen tot een piepend geluid leiden. Dit
geluid is normaal en verdwijnt na verloop van
50-100 bedrijfsuren. Het geluid is niet van in-
vloed op de levensduur van de riemdistributie.
Verhoogd toerental bij stationair
draaien voor motoren met SCR-sys-
teem
Als de motor gedurende een langere periode on-
belast loopt, moet het SCR-systeem worden ver-
warmd door het stationaire toerental te verhogen.
Deze voorziening wordt aangeduid met de term
periodieke koolwaterstofverdamping en wordt
gebruikt om beschadiging van de SCR-katalysa-
tor te voorkomen.
Periodieke koolwaterstofverdamping werkt ver-
schillend, afhankelijk van hoe de motor is aange-
bracht. Er wordt bij alle motoren een
waarschuwing afgegeven als de motor moet wor-
den opgewarmd. De waarschuwing wordt afge-
geven na verloop van ongeveer acht uur als de
motor onbelast stationair draait en de buitentem-
peratuur 20 °C (68 °F) is. Deze periode wordt ge-
reduceerd als de omgevingstemperatuur daalt.
Bij sommige motoren wordt een aanvraag voor
automatische verhoging van het stationair toe-
rental ook afgegeven na de waarschuwing. Als
de aanvraag wordt bevestigd, wordt het statio-
naire toerental automatisch verhoogd. De functie
is gedurende maximaal 45 minuten actief en
wordt automatisch gedeactiveerd. Als de aan-
vraag niet wordt bevestigd, wordt de motor na
verloop van ongeveer 45 minuten uitgeschakeld
als de motor is uitgerust met motoruitschakeling.
N.B.:
Tijdens de verdamping van koolwaterstof kan
het motortoerental oplopen tot 1.500 omw/min
voor variabel-toerentalmotoren. Voor motoren
die zijn geconfigureerd als motoren met een en-
kele snelheid, vindt alle verdamping van kool-
waterstof plaats met het geselecteerde toerental.
41
©
Scania CV AB 2022, Sweden
Starten en bedrijf