uur. De capaciteit is 2,3 liter. Kijk dagelijks of er lekkages zijn.
1.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
2.
Verwijder de controleplug van het ene uiteinde van de as en
zorg ervoor dat de tandwielolie tot aan de onderkant van het
gat staat. Indien het peil te laag staat, moet u de vuldop
verwijderen en voldoende smeer bijvullen om het peil weer tot
aan de onderkant van de vulgaten te brengen.
HET CONTROLEREN VAN DE
BANDENSPANNING
De banden zijn voor het vervoer te hard opgepompt. Daarom moet u
wat lucht laten ontsnappen om de spanning te verkleinen. De juiste
luchtdruk in de voor- en achterbanden is 103–138 kPa.
BELANGRIJK: Houd de bandendruk in alle banden gelijk om
een goede maaikwaliteit en goede machine-prestaties te
waarborgen. ZORG ERVOOR DAT DE BANDENSPANNING
NIET TE LAAG IS.
HET CONTROLEREN VAN HET CONTACT
TUSSEN DE MESSENKOOI EN DE
SNIJPLAAT
Controleer dagelijks, voordat u gaat maaien, het contact tussen de
messenkooi en de snijplaat, ongeacht of de maaikwaliteit eerder
acceptabel was of niet. Er moet een licht contact zijn tussen de
messenkooi over de gehele lengte met de snijplaat (zie Het Afstellen
van de Messenkooi aan de hand van de Maai-eenheid-
Gebruikershandleiding).
HET CONTROLEREN OF DE
WIELMOEREN EN BOUTEN GOED VAST
ZITTEN
Haal de moeren van de voorwielen aan tot 61–74 kPa en de
wielbouten van de achterwielen tot 115–135 kPa na 1–4
bedrijfsuren en opnieuw na 10 bedrijfsuren en daarna na
elke 200 bedrijfsuren. Indien de moeren en bouten niet
correct aangedraaid blijven kan dit ertoe leiden dat u een
wiel verliest en dat er lichamelijk letsel veroorzaakt wordt.
14
LET OP