bij boilerwarmtevraag d.m.v. boilerthermostaat of rematic
- de thermostaat of regelaar bepaalt het moment van inschakelen (dus boilertempe-
ratuur en inschakeldifferentie)
modulatiegedrag bij blijvende warmtevraag (onafhankelijk van regeling):
- Het toestel zal gaan moduleren op een ketelaanvoertemperatuur gelijk aan de inge-
stelde boilertemperatuur + de overtemperatuur. Dus: 60 + 20 = 80°C.
- Het toestel blokkeert (regelstop) bij een ketelaanvoertemperatuur gelijk aan het ge-
noemde modulatiepunt + een vaste waarde van 5°C. Dus: 80 + 5 = 85°C.
- Het toestel komt bij blijvende warmtevraag weer in bedrijf bij een ketelaanvoertem-
peratuur gelijk aan het uitschakelpunt – de inschakeldifferentie. Dus: 85 - 5 = 80°C.
6.6.4 Inschakeldifferentie aanvoertemperatuur c.v.-bedrijf (N)
Instelmode, parameter N, instelbaar tussen -10 en 20°C, fabrieksinstelling: 03.
Deze instelling bepaalt het moment van inschakelen tijdens c.v.-bedrijf (bij blijvende
warmtevraag) gebaseerd op de retourtemperatuur bij de voorafgaande uitschakeling
(regelstop).
De regelstop duurt minimaal de vaste anti-pendeltijd van 2,5 min., echter niet langer
dan de bij parameter U. (maximale blokkeringstijd) ingestelde waarde, tenzij de aan-
voertemperatuur hoger is dan de gewenste aanvoertemperatuur. (Zie Par. 6.6.5)
6.6.5 Maximale blokkeringstijd bij blijvende warmtevraag (U)
Instelmode, parameter U, instelbaar tussen 0 en 99 minuten, fabrieksinstelling: 15.
Een normale regelstop duurt nooit langer dan de hier ingestelde waarde (tenzij de
aanvoertemperatuur hoger is dan de gewenste aanvoertemperatuur).
6.6.6 Analoge ingang 0 -10 V, modulatie op aanvoertemperatuur Q en Y)
Fabrieksinstelling Q = 0 en Y = )0 (=100).
De fabrieksinstelling is zo gekozen dat bij een extern signaal van 0 Volt de gewenste
aanvoertemperatuur 0°C is. Bij 10 volt is de gewenste aanvoertemperatuur 100°C.
Tussen 0 en 10 Volt moduleert de ketel op een waarde die lineair ligt tussen 0 en
100°C (met andere woorden 3,6 volt is 36°C). De interne begrenzing van de automaat
blokt vervolgens de aanvoertemperauur af bij 90°C (Parameter !).
Opmerking:
- Deze parameter hoeft alleen ingesteld te worden bij modulatie op aanvoertempera-
tuur
(Parameter A, instelling 4y) en dus niet bij belastingsregeling (Parameter A,
instelling 5y), (Zie Par. 6.5.4)
- 0 - 10 Volt aansturing is alleen mogelijk met een speciale interface (optie).
31
-regelaar: