Door op de toets
functie-editorscherm.
Ondersteunde functietypen
•
Behalve voor de variabele X worden andere variabelen
(A, B, C, D, Y) en het onafhankelijk geheugen (M) alle
behandeld als waarden (de actuele waarde toegewezen
aan de variabele of opgeslagen in onafhankelijk geheugen).
•
Alleen variabele X kan worden gebruikt als de variabele
van een functie.
•
De functies voor coördinaatconversie (Pol, Rec) kunnen
niet worden gebruikt voor de functie voor het genereren
van nummertabellen.
•
Merk op dat bij het genereren van de nummertabel de
inhoud van de variabele X verandert.
Regels voor begin-, eind- en stapwaarden
•
Voor de invoer van waarden wordt altijd de lineaire
notatie gebruikt.
•
U kunt voor Begin, Eind en Stap waarden of
berekeningsexpressies (die een numeriek resultaat
moeten opleveren).
•
Een eindwaarde die kleiner is dan de beginwaarde
veroorzaakt een fout, waardoor de nummertabel niet
gegenereerd wordt.
•
De opgegeven waarden voor begin, einde en stap moeten
maximaal 30 x-waarden opleveren voor de te genereren
nummertabel. Het genereren van een nummertabel met
een combinatie van waarden voor begin, eind en stap die
meer dan 30 x-waarden oplevert, levert een fout op.
Opmerking: Bepaalde functies en combinaties van de
waarden voor begin, eind en stap kunnen de oorzaak zijn
dat het genereren van de nummers lang kan duren.
Nummertabelscherm
Het nummertabelscherm toont x-waarden berekend met de
opgegeven waarden voor begin en eind, evenals de waarden
die verkregen worden als elke waarde van x in de functie f(x)
wordt gesubstitueerd
•
Merk op dat het nummertabelscherm alleen voor weergave
van waarden bedoeld is. De inhoud van de tabel kan niet
worden bewerkt.
•
Door op de toets
functie-editorscherm.
te drukken, keert u terug naar het
te drukken, keert u terug naar het
76