9. Brandstof
Controleer het brandstofniveau en vul de brandstoftank indien nodig bij.
Gebruik loodvrije autobenzine met een octaangehalte van 91 RON of
hoger (PON 86 of hoger).
Brandstofspecificaties die nodig zijn om de prestaties van het
emissiereguleringssysteem te handhaven: E10-brandstof waarnaar in
de EU-regelgeving wordt verwezen.
Gebruik nooit benzine die oud, vervuild of met olie vermengd is.
Voorkom dat er vuil of water in de brandstoftank komt.
WAARSCHUWING
• Benzine is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden
explosief zijn.
• Vul de tank bij in een goed geventileerde ruimte en met een
uitgeschakelde motor. Rook niet en voorkom open vuur en vonken
tijdens het tanken en in ruimten waar brandstof is opgeslagen.
• Doe de tank niet te vol (er mag geen brandstof in de vulpijp staan).
Draai de brandstoftankdop na het vullen goed vast.
• Mors geen brandstof. Gemorste brandstof of brandstofdamp kan in
brand vliegen. Verwijder gemorste brandstof voordat u de motor start.
• Voorkom herhaaldelijk of langdurig contact van brandstof met de
huid en het inademen van benzinedampen.
HOUD BENZINE BUITEN HET BEREIK VAN KINDEREN.
BRANDSTOFTANKDOP
BOVENGRENS
19