Geavanceerde HemoSphere-monitor
Onnauwkeurige metingen van de cardiac output kunnen worden veroorzaakt door: • Onjuiste
•
plaatsing of positie van de katheter • Te grote variaties in bloedtemperatuur longslagader. Enkele
voorbeelden die BT-variaties veroorzaken omvatten, maar zijn niet beperkt tot: * postoperatieve
status na cardiopulmonale bypass * centraal toegediende gekoelde of verwarmde oplossingen van
bloedproducten * gebruik van apparaten voor sequentiële compressie • Stolselvorming op de
thermistor • Anatomische afwijkingen (bijvoorbeeld hartshunts) • Overmatig bewegen door
de patiënt • Interferentie van een elektrocauterisatie- of een elektrochirurgische eenheid • Snelle
veranderingen in cardiac output (hoofdstuk 9)
Raadpleeg bijlage E om er zeker van te zijn dat de berekeningsconstante hetzelfde is als gespecificeerd
•
in de bijsluiter bij de katheter. Indien de berekeningsconstante afwijkend is, voer dan de gewenste
berekeningsconstante handmatig in. (hoofdstuk 9)
Plotselinge veranderingen in de bloedtemperatuur in de longslagader, zoals veroorzaakt door
•
bewegingen van de patiënt of door toediening van het bolusmiddel, kunnen ervoor zorgen dat een
iCO- of iCI-waarde wordt berekend. Injecteer zo snel mogelijk na het verschijnen van de melding
Injecteren, om zo foutief geactiveerde curves te voorkomen. (hoofdstuk 9)
Zorg ervoor dat de oximetriekabel goed is gestabiliseerd om onnodige beweging van de daaraan
•
verbonden katheter te voorkomen. (hoofdstuk 10)
De katheter en de kalibratiebeker moeten droog zijn voor een juiste in-vitrokalibratie voor oximetrie.
•
Spoel het katheterlumen niet eerder dan nadat de in-vitrokalibratie is voltooid. (hoofdstuk 10)
Als de in-vitrokalibratie wordt uitgevoerd nadat de oximetriekatheter bij de patiënt is geplaatst,
•
zal deze niet nauwkeurig zijn. (hoofdstuk 10)
Het SQI-signaal wordt soms beïnvloed door het gebruik van elektrochirurgische units. Probeer
•
apparatuur en bekabeling voor elektrocauterisatie op een grotere afstand van de geavanceerde
HemoSphere-monitor te houden en sluit de netsnoeren indien mogelijk op verschillende
stroomcircuits aan. Als de problemen met de signaalkwaliteit blijven bestaan, neem dan contact
op met de plaatselijke vertegenwoordiger van Edwards voor hulp. (hoofdstuk 10)
Koppel de oximetriekabel niet los tijdens het kalibreren of oproepen van gegevens. (hoofdstuk 10)
•
Als de oximetriekabel wordt verplaatst naar een andere geavanceerde HemoSphere-monitor,
•
controleer dan of de lengte, het gewicht en het BSA van de patiënt correct zijn voordat u begint
met de bewaking. Voer de patiëntgegevens opnieuw in, indien nodig. (hoofdstuk 10)
Reinig na elk gebruik het instrument en de accessoires en berg deze op. (bijlage F)
•
Giet of spuit geen vloeistof over enig deel van de geavanceerde HemoSphere-monitor, accessoires,
•
modules of kabels. (bijlage F)
Gebruik geen andere desinfecterende oplossing dan de hierboven aangegeven soorten. (bijlage F)
•
VOORKOM: dat vloeistof in contact komt met de net stroomaansluiting; dat vloeistof de
•
aansluitingen of openingen in de behuizing van de monitor of de modules binnendringt. Als een
van de bovengenoemde onderdelen in contact komt met vloeistof, probeer dan NIET de monitor
te gebruiken. Koppel de net stroom onmiddellijk los en bel de biomedische afdeling of uw
plaatselijke vertegenwoordiger van Edwards. (bijlage F)
30
2 Veiligheid en symbolen