Controle:
1. Controleer de tanden op beschadiging, verbuiging en loszitten. Zet loszittende
onderdelen vast en vervang beschadigde onderdelen.
2. Draai de bevestigingsbouten van de rotors indien nodig goed vast.
3. Controleer de rotorpennen en de borgpennen op beschadiging en aanwezigheid,
vervang ze indien nodig door nieuwe exemplaren (zie pagina 53).
OPMERKING:
Vervang de rotortanden alleen door originele Honda-onderdelen.
TAND
4.
Controleer de tanden op slijtage.
Vervang een tand als de breedte ervan
minder is dan 15 mm in het gedeelte op
80 mm van het uiteinde.
Voor effectief freeswerk is het noodzakelijk
dat de tanden op tijd vervangen worden.
50
BEVESTIGINGSBOUT ROTOR
ROTORPEN
BORGPEN
NORMAAL
80 mm
VERSLETEN
Minimaal 15 mm. Vervang
indien te ver versleten.