De brandstoftank vullen
De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter.
De motor loopt op dieselbrandstof Nr. 2-D of 1-D met een
cetaangetal van minimaal 40.
Opmerking: Dieselbrandstof met een hoger cetaangetal
kan vereist zijn als het voertuig wordt gebruikt op een
grotere hoogte of bij lage temperaturen.
1. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank
schoon.
2. Verwijder de dop van de brandstoftank.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof
en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en
explosief. Brand of explosie van brandstof kan
brandwonden of materiële schade veroorzaken.
Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of
koude motor bijvullen. Eventueel gemorste
brandstof opnemen.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm
vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze ruimte
in de tank is nodig voor het uitzetten van de
brandstof.
Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent
en houd de brandstof weg van open vlammen of
vonken.
Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg ervoor dat de
dop op zijn plaats blijft.
3. Vul de tank tot ongeveer 2,5 cm vanaf de bovenkant van
de tank (de onderkant van de vulbuis). NIET TE VOL
VULLEN. Plaats daarna de dop terug.
4. Om brandgevaar te voorkomen, moet u gemorste
brandstof opnemen.
1
Figuur 15
1. Dop van brandstoftank
Het koelsysteem controleren
De inhoud van het koelsysteem is ongeveer 3,8 liter.
Het koelsysteem bevat een oplossing die half uit water, half
uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat. Controleer
elke dag vóór het starten van de motor het
koelvloeistofpeil.
1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak.
Voorzichtig
Als de motor heeft gelopen, kan de hete
koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen
indien de radiatordop wordt verwijderd. Dit kan
brandwonden veroorzaken.
Verwijder de radiatordop nooit als de motor
loopt.
Gebruik een lap als u de radiatordop verwijdert
en draai de dop langzaam open om de stoom te
laten ontsnappen.
2. Controleer het koelvloeistofpeil. De koelvloeistof moet
tot aan de KOUD-streep op de reservetank staan, als de
motor koud is.
3
2
Figuur 16
1. Reservetank
2. Koud-streep
3. Als het koelvloeistofpeil te laag is, verwijdert u de dop
van de reservetank en vult u het koelsysteem bij met
een oplossing die half uit water, half uit permanente
ethyleenglycol-antivries bestaat. NIET TE VOL
VULLEN.
4. Plaats de dop van de reservetank terug.
26
1
3. Heet-streep