4. Draai het contactsleuteltje op AAN. De elektrische
brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er bij de
ontluchtschroef van de brandstofinjectiepomp lucht
naar buiten. Laat het sleuteltje op AAN staan totdat er
een volle straal brandstof bij de schroef naar buiten
komt. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het
sleuteltje op UIT.
Opmerking: Normaal gesproken zal de motor na
bovenstaande ontluchtingsprocedure starten. Indien de
motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp
en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten.
Rijden met het voertuig
1. Zet de parkeerrem vrij.
2. Trap het koppelingspedaal volledig in.
3. Zet de schakelhendel in de eerste versnelling
4. Laat het koppelingspedaal langzaam opkomen, terwijl u
het gaspedaal intrapt.
5. Wanneer het voertuig voldoende snelheid heeft, haalt u
uw voet van het gaspedaal, trapt u het koppelingspedaal
volledig in, zet u de schakelhendel in de volgende
versnelling en laat u het koppelingspedaal omhoog
komen, terwijl u het gaspedaal intrapt. Herhaal deze
stappen tot u de juiste snelheid heeft bereikt.
Belangrijk
Stop het voertuig voordat u schakelt in
Achteruit of Vooruit.
Opmerking: Laat de motor niet lange tijd stationair
draaien.
Opmerking: Wanneer u het contactsleuteltje lange tijd op
"AAN" laat staan, zonder de motor te starten, kan de accu
leegraken.
Belangrijk
Zorg ervoor dat de voorwielen niet langer
dan 5 seconden tegen de linker- of rechteraanslag
aangedraaid blijven. De hydraulische pomp kan oververhit
raken en hierdoor schade oplopen of schade veroorzaken
aan de stuurinrichting.
6. Probeer de motor niet te starten door het voertuig aan te
duwen of te slepen. De aandrijflijn kan hierdoor schade
oplopen.
Het voertuig tot stilstand
brengen
Om het voertuig tot stilstand te brengen haalt u uw voet van
het gaspedaal, trapt u het koppelingspedaal in en
vervolgens ook het rempedaal.
De motor afzetten
Om de motor af te zetten, draait u het contactsleuteltje op
UIT en stelt u de parkeerrem in werking. Verwijder het
sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per
ongeluk start.
Nieuw voertuig inrijden
Uw Workman is klaar voor gebruik. Om ervoor te zorgen
dat het voertuig goede prestaties levert en een lange
levensduur heeft, moet u de eerste 100 bedrijfsuren de
volgende richtlijnen in acht nemen.
Controleer regelmatig het peil van de vloeistoffen en de
motorolie en let op tekenen die erop wijzen dat een
onderdeel van het voertuig oververhit raakt.
Na een koude start moet u de motor ongeveer
15 seconden warm laten worden, voordat u het voertuig
in de versnelling zet.
Laat de motor niet 'razen'.
Om ervoor te zorgen dat het remsysteem optimaal
functioneert, moet u de remmen gebruiksklaar maken
(inrijden) voordat u het voertuig gaat gebruiken. De
remmen inrijden: Laat het voortuig 3 minuten op volle
snelheid rijden en rem gedurende 30 seconden terwijl u
in de eerste versnelling rijdt. Herhaal deze stappen 20
tot 30 keer. Om na te gaan of de remmen volledig
ingereden zijn, verwijdert u een van de achterwielen en
controleert u de aanslag op de remtrommel. De aanslag
moet lichtgrijs tot wit van kleur zijn.
Varieer de snelheid van het voertuig tijdens het gebruik.
Laat de motor niet langdurig stationair draaien. Vermijd
snel starten en stoppen.
De motor heeft geen inrij-olie nodig. De originele
motorolie is hetzelfde type olie dat is voorgeschreven
voor regelmatige olieverversingen.
Zie het hoofdstuk Onderhoud van de Gebruikershand-
leiding voor bijzondere controles op rustige momenten.
34