Remafstelling voorwiel
de
remankerplaat
dan
is
het
zo,
dat
een
rechtsom
verdraaiing van deze
a{-
stelg
leuven
t.o.v.
de
wielremcylinder
de
remschoen
doet aanliggen tegen
de
trommel. Draai
daarna
de
afstelling
één
of,
indien nodig, twee tikken
te-
rug, zodat het
wiel
goed
vrij
kan
draaien. Herhaal deze afstelling
bil
de
tweede
wielcylinder
van
hetzelfde
wiel.
ACHTERWIEL
Plaats stopblokken
tegen
de
voorwie-
len en
zet
daa
rna
de
handrem los.
De
achterwielen kunnen
nu
zonder
ge-
vaar
opgecrickt
worden.
Controleer
of
het a{
te
stellen
wiel
vrij
kan
ronddraa
ien. Geef het
wiel
een
voorwaarts
draa
iende
beweg ing
en
bed
ien de
voetrem
twee
à
drie
keer,
teneinde
de
remschoenen
in
de
remtrommel
te
centreren. Draai
nu
de
contramoeren
van
de
stelbouten
los.
Zet
met
behulp
van de
stelbouten
de
schoenen
vast
tegen
de
trommel
en
draai
de
bouten zover
terug dat
het
wiel
juist
vrij
kan
draaien.
Herhaal deze afstelling
bij
het
tweede
wiel.
De
remschoenen
zijn nu
op de
juiste
manier
a{gesteld.
Ontluchten
Ind
ien
en
ig
deel
van het
remsysteem
gedemonteerd
is
geweest,
of
indien
gereden
is
met
te weinig
remvloeistof,
is het
noodzakelilk
het
remsysteem
te
ontlu
chten.
Schui{
een rubber slangetje op de
ont-
luchtingsnippel
van
de
rembekrachti-
ger en
dompel
het
andere
einde
in
een gedeeltelijk
met verse
remvloeistof
gevuld glazen potje. Draai
nu
met
een
sleutel
de
nippel
één
slag los.
Pomp
met
lang
zame slagen
met
het
rem-
pedaal
tot er
geen luchtbellen meer
in
lret
glazen potje opstijgen.
Zet
de
ont-
luchtingsnippel
weer vast.
Herhaal
dezelfde
handeling
bij
alle
wielen.
Het
is belangrijk tildens het
ontluchten
van
de
remmen het
vloeistofpeil in
de
hoofdremcylinder
te
controleren
en
deze
zonod
ig
bii
te
vu
llen.
H
ierdoor voorkomt men
dat
opn
ieuw
lucht
in
het
systeem
wordt
gepompt,
waardoor
nogmaals
ontlucht zou
moe-
ten
worden.
De
remvloeistof,
die uit
het
systeem
gevloeid
is,
kan
niet
direct
gebruikt
Remafstelling
achterwiel
27