Inhoudsopgave
Advertenties
5.
STOPMANETTE
Alvorens
de
motor
te
starten
wordt
de
stopmanette
in
stand
,,A" gezet. Om
de
motor
te
stoppen
wordt de
stopmanette
in stand ,,B"
geplaatst.
Controleer alvorens
de
wagen
te
verla-
ten,
of de
parkeer/noodrern
(6)
omhoog
staat,
de
stopmanette
op ,,B"
staat,
het
contact ,,uit"
is en de
contactsleutel
is
verwijderd.
Zel, indien de verlichting niet
behoeft
te
blijven
branden, tevens
de
hoofdschake-
laar (1)
af.
6.
PARKEER.NOODREM
In de
afgebeelde
stand
is
de
parkeer-
noodrem
gelost, mits
de luchtdruk in
de
ketels voldoende
is.
Om
te
remmen
moet
de
hefboom
olrl-
hoog worden
getrokken.
Door
de
hefboom tussen
de
uiterste
standen
te
houden
kan geleidelijk
wor-
den
geremd.
Om
de
hefboom
te
deblokkeren
moet
deze
worden
uitgetrokken.
De
parkeer-noodrem
dient
in
de
eerste
plaats
om
bij stilstand
de wagen
te
blok-
keren.
Tevens kan
van
deze rem gebruik
wor-
den gemaakt, indien de bedrijfsrem
de-
fekt is
geraakt.
7,
UITI.^AATREM
Door met de
voet
deze
knop
in te
druk-
ken wordt een klep
in de
uitlaat
ge-
sloten
en de
brandstoftoevoer
gestopt.
Daardoor
wordt een extra
remwerking
van
de
motor
verkregen.
Advertenties
Inhoudsopgave
