Achtste uitgave • Eerste druk
Test het rijden en de remmen
57 Druk de voetschakelaar in.
58 Verplaats de rij-joystick langzaam in de richting
die wordt aangegeven door de blauwe pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
zet de joystick vervolgens weer in de middelste
stand.
Resultaat: De machine dient zich te verplaatsen
in de richting waarin de blauwe pijl op het
rijchassis wijst en vervolgens abrupt te stoppen.
59 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de gele pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
verplaats de joystick vervolgens weer naar de
middelste stand.
Resultaat: De machine dient zich te verplaatsen
in de richting waarin de gele pijl op het rijchassis
wijst en vervolgens abrupt te stoppen.
Opmerking: De remmen moeten in staat zijn de
machine tegen te houden op elke helling die door de
machine kan worden genomen.
Pendelas (indien aanwezig) testen
60 Start de motor met de platformbediening.
61 Rijd het rechterwiel aan de vierkantzijde op een
blok van 6 in/15 cm of een trottoirband.
Resultaat: De drie overige wielen moeten stevig
contact houden met de grond.
62 Rijd het linkerwiel aan de vierkantzijde op een
blok van 6 in/15 cm of een trottoirband.
Resultaat: De drie overige wielen moeten stevig
contact houden met de grond.
63 Rijd beide wielen aan de vierkantzijde op een
blok van 6 in/15 cm of een trottoirband.
Resultaat: De wielen aan de cirkelzijde dienen
stevig contact met de grond te houden.
Onderdeelnr. 1318180DUGT
Rij-inschakelsysteem testen
64 Druk de voetschakelaar in en laat de arm neer in
de transportstand.
65 Roteer de draaitafel totdat de primaire arm
voorbij een van de wielen aan de cirkelzijde
wordt bewogen.
Resultaat: Het indicatielampje
'rijden ingeschakeld' dient te
gaan branden en te blijven
branden zolang de arm zich in
het aangegeven bereik
bevindt.
66 Verplaats de rij-joystick uit het midden.
Resultaat: De rijfunctie mag niet in werking
treden.
67 Druk de rij-inschakelknop in of beweeg de
schakelaar en verplaats de rij-joystick langzaam
uit het midden.
Resultaat: De rijfunctie moet in werking treden.
Opmerking: Als het rij-inschakelsysteem in gebruik is,
kan de machine gaan rijden in een richting die
tegengesteld is aan de richting waarin de joystick
voor rijden en sturen wordt bewogen.
Gebruik de kleurgecodeerde
richtingpijlen op de
platformbediening en het
rijchassis om de rijrichting te
bepalen.
Wanneer de rij-joystick niet binnen twee seconden na
het bewegen van de rij-tuimelschakelaar wordt
verplaatst, treedt de rijfunctie niet in werking.
®
Z
-80/60
Bedieningshandleiding
Inspecties
39