Bedieningshandleiding
Inspecties
Grondbediening
1
Kies een gebied uit dat stevig, horizontaal en vrij
van gevaren is.
2
Draai het contactslot naar grondbediening.
3
Trek de rode noodstopknop uit naar de stand
'aan'.
Resultaat: De flitslampen (indien aanwezig)
dienen te knipperen.
4
Start de motor. Zie de sectie
Bedieningsinstructies.
Noodstop testen
5
Druk de rode noodstopknop in naar de stand 'uit'.
Resultaat: De motor dient te worden
uitgeschakeld en geen enkele functie mag in
werking treden.
6
Trek de rode noodstopknop uit naar de stand
'aan' en start de motor opnieuw.
34
Machinefuncties testen
7
Houd geen enkele functie-
inschakel/snelheidskeuzekn
op ingedrukt. Probeer elke
arm- en platformfunctieknop
te activeren.
Resultaat: Geen enkele arm- of platformfunctie
mag in werking treden.
8
Houd een functie-inschakel/snelheidskeuzeknop
ingedrukt. Activeer elke arm- en
platformfunctieknop.
Resultaat: Alle arm- en platformfuncties dienen
een volledige cyclus te doorlopen. Het daalalarm
dient te klinken terwijl de arm wordt neergelaten.
Hulpvoeding-bedieningselementen testen
9
Druk de rode noodstopknop in naar de stand 'uit'
om de motor uit te schakelen.
10 Trek de rode noodstopknop uit naar de stand
'aan'.
11 Houd de hulpvoedingsknop
ingedrukt en druk tegelijkertijd elke
armfunctieknop in.
Opmerking: Test elke functie gedurende een
gedeeltelijke cyclus om accu's te sparen.
Resultaat: Alle armfuncties dienen in werking te
treden.
12 Start de motor.
®
Z
-80/60
Achtste uitgave • Eerste druk
Onderdeelnr. 1318180DUGT