7-,18
D
GB
F
Fig. 7.16
Fig.
7.17
Fig. 7.19
.:::
F1
F2
Fahrgassen
Tramlines
Voies jalonees
A
Arbeitsbreite
Working width
Largeur de travail
Fig.
7.18
Fig. 7.20
w
Wurfweite
Total throwing
width
Portee de
la
pröjection
7 -
19
7.4.2
Eenzijdig perceelrand
strooien
met
grensstrooischerm
(extra uitvoering)
(Midden
rijspo'
r en 1,5 tot
2,0
m. vanaf
de perceelrand)
Wordt het eerste rijspoor in de eerste werkbaan van de
zaaimachine
gelegd (fig.7.16) (bij
3 m.zaaimachine is de eerste afstand van
zaaispoor
tot perceel rand, 1,5 m.), dan als volgt
met het grensstrooischerm werken:
Linker doseer-opening sluiten
Grensstrooischerm (fig.7.17/1 ), na het losmaken van de knevelmoer (fig.7.17/2) van de
buitenste werkbreedte, (fig.7.17), inwerkstand (fig.
7.18)
zwenken.
Grensstrooischerm door aandraaien van de knevelmoer,arreteren .
De kunstmest wordt
zo,
slechts nog 1,5 tot 2,0 m., naar de perceelrand geworpen.
7.5
DE ROERDERKOP
Fig.
7.19/
.. en?.20/ ..
1-
De roerderkop kompleet
2-
Roerderkop; onderste gedeelte
3-
Uitwerper; van niet roestend materiaal
4-
Roerkegel; bij bonken door vochtige kunstmest, kan de opvoerwerking van de
uitwerper eventueel worden verbetert,
indien
inbouwlagen van de roerkegel
,
zoals
in
fig. 7.20, (bijzonder geval), verandert worden.
5-
Veer-element; dient als overbelastings koppeling en maakt uitwijken mogelijk van de
uitwerpers, naar boven en tegen de draairichting, wanneer harde voorwerpen in de
machine zijn geraakt.
6-
Schotels
7-
Veiligheidsmoer M8 CUZN.
8-
"Drijvende"
trechter bodems; van niet roestende staalplaat. Bij versleten geraken is
de trechterbodem, na demontage van de roerderkop, gemakkelijk uitwisselbaar. De
trechterbodem met de doorbraak voor de aandrijf-as van de roerderkop is beweeglijk
(op horizontaal niveau)
gemonteerd.
Daardoor is
zeker
gesteld, dat
zich
de
trechterbodem
zelfstandig, t.o.v. de roterende aandrijf-as, kan centreren. Hierdoor
wordt vermeden dat tussen trechterbodem en aandrijf-as grote slipkrachten optreden,
die als gevolg van de warmte tot aankleven van de kunstmest,
zou
kunnen leiden.
Bij het uitwisselen
van
de trechterbodems, de bevestigingsbouten
(fig.7.19/9)
van de trechterbodem, zo aandraaien dat beweging
(in
horizontale lijn) van
de trechterbodem, gewaarborgd is.