7-2
Normaldüngung:
Schwenkflügel nach
unten
gestellt
Fig. 7.2
Spätdüngung:
Schwenkflügel hochgestellt
Fig. 7.3
lf)
Fig. 7.4
7-3
Bij het voorjaar strooien
,
wanneer de planten bestanden een hoogte van 10-40 cm
. hebben,
zal de halve gewas hoogte tot de aangegeven
aanbouwhoogte
b.v. 80/80), daarbij worden
geteld. Zo zal bij een gewas hoogte van 30 cm.
-
de·
aanbouwhoogte 95/95
-
worden
ingesteld. Bij hogere gewassen dient men in te stellen naar opgave voor de overbemesting
(Kap. 7 .1 .2). Bij dichte bestanden (koolzaad), de werpstrooier met opgegeven aan bouwhoogte
(b.v.80/80) boven het bestand, instellen. Is dit bij grote gewas ontwikkeling niet meer
mogelijk,
dan eveneens volgens opgave voor "overbemesting
strooien"
(Kap.7.1.2.)
instellen.
7.1
.2.
OVERBEMESTING STROOIEN
De strooischotels zijn standaard uitgevoerd met schoepen, waarmee naast het
normaalstrooien
,
ook de overbemesting in tarwe tot een bestand hoogte van 1 m. - zonder
verdere toebehoren - kan worden uitgevoerd.
Voor het overbemesting strooien dient men de zwenkvleugels van de
strooischoepen,
zonder losdraaien van moeren (zonder gereedschap), omhoog te
zwenken (fig.7.3).
Hierdoor wordt de vliegbaan van de kunstmest omhoog gel icht.
De aanbouwhoogte van de strooier, met behulp van de traktor-driepunts-hydrauliek, zo
hoog instellen dat de afstand tussen de tarwe spitsen en de strooischotels ca. 5 cm.is
(fig. 7.4). Wanneer de hefhoogte van het traktor hydrauliek niet voldoende is,dan is een
gewas geleider (naar beneden buigen van het gewas) (extra uitvoering)
noodzakelijk,
zodat
de graanspitsen rond de strooischotels
,
naar beneden worden gebogen.
Bij het afbuigen van de kru
iskoppeli
ngen van de aftakas, met meer dan 25
graden, dient men een groothoek-aftakas te gaan gebruiken.