Figuur 10 Monteren van rotorschoenen op de rotor (Stap 2)
4.
Het gleufeind van de vulplaatjes dient in de richting van
het pomphuis te worden gemonteerd. Op die manier
kunnen de vulplaatjes op hun plaats worden verwijderd
als dit nodig is.
5.
Opmerking: De VF 05-15 gebruikt een vaste rotor zonder
remschoenen en vulplaatjes.
6.
Monteer de rotor aan de aandrijfas van de
reductiemotoreenheid en meet de juiste afstand van de
rotor naar de rand van het pomphuis (zie fig.11)
7.
Draai de stelschroeven aan, controleer vervolgens de
afstand opnieuw en stel waar nodig af.
8.
Zie 10.1.8 Instellen van afstand van rotor
Figuur 11 Instellen van afstand van rotor
5.4.4 Installeren van de voorplaat
1.
Monteer het hefoog aan de behuizing.
2.
Monteer de O-ring aan de voorplaat en breng wat vet aan
om hem op z'n plaats te houden.
3.
Monteer het framewerk op het pomphuis met behulp van
de montagekit (Zie 10.1.7 Aandraaimomenten)
4.
Wanneer de voorplaat wordt aangebracht wordt de
cilinderschroef die het dichtst bij het inspectievenster ligt
zonder sluitring gemonteerd (Figuur 12 Installeren van de
voorplaat).
5.
Breng de rest van de cilinderschroeven met sluitringen
aan en zet ze met koppel vast. (Zie tabel 11
aandraaimomenten)
VF 5 - 80
Figuur 12 Installeren van de voorplaat
6.
Monteer de pakking van het inspectievenster aan de
voorplaat.
7.
Zet het inspectievenster met cilinderschroeven aan de
voorplaat vast. Draai de schroeven niet te strak aan,
want dit kan het inspectievenster beschadigen (Zie 10.1.7
Aandraaimomenten ).
5.4.5 Installeren van elektrische voeding
1.
Sluit de motor aan op de netvoeding. Zorg dat de juiste p
akkingbus wordt gebruikt en dat de aardverbinding wordt
gemaakt en vastgezet. De dekplaat van de aansluitdoos
bevat de bedradingsinformatie.
2.
Laat de pomp langzaam lopen om te zien of hij goed
raait.
Figuur 13 De motor aansluiten
5.5
Installeren van de slang
5.5.1 Aanbrengen van de slang
Als hulp bij het installeren dient de buitenwand van de
slang met smeermiddel te worden ingevet.
1.
Breng een eind van de slang in de mond van de zuigpoort
aan (de slang dient in de pomp in de richting van normale
werking te worden gevoerd).
2.
Wanneer de slang de rotor heeft bereikt kan de
aandrijving langzaam stapsgewijs naar voren worden
gedreven om de rest van de slang in het pomphuis te
voeren.
Version 9.1v-04/2017
13 | Pagina