Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen
G Vulslang tussen manometerbatterij
en buiteneenheid
H Manometerbatterij
K Verbindingsslang tussen manome-
terbatterij en vacuümpomp
!
Opgelet
Vacuümmeter
niet onder druk zetten.
1. Alle kleppen aan de manometerbat-
terij sluiten.
2. Aansluitingen conform vorige afbeel-
ding uitvoeren.
!
Opgelet
Vulklep D moet gesloten blij-
ven.
Vulslang tenslotte aan de
serviceklep E aansluiten.
Bij alle aansluitingen met een
tweede vorksleutel tegenhou-
den.
3. Vacuümpomp inschakelen.
Aan de manometerbatterij de klep
naar de vacuümpomp en de klep
naar de rookgasaansluiting openen.
4. Na ca. 5 min de klep naar de vacu-
ümmeter openen.
Laat de vacuümpomp zo lang inge-
schakeld tot aan de vacuümmeter
bijna "0" wordt aangegeven (min-
stens 30 min).
Opmerking
De vereiste looptijd van de vacuüm-
pomp is afhankelijk van de omge-
vingsvoorwaarden.
68
(vervolg)
L Vacuümpomp
M Verbindingsslang tussen manome-
terbatterij en vacuümpomp
N Klep voor vacuümmeter
O Vacuümmeter
5. Aan de manometerbatterij de klep
naar de vacuümpomp sluiten.
De vacuümpomp uitschakelen en ca.
5 min wachten. Als de indicatie aan
de vacuümmeter stijgt, is er een lek.
Lek dichtmaken en proces herhalen.
6. Alle kleppen aan de manometerbat-
terij sluiten.
7. Vacuümpomp en vacuümmeter ver-
wijderen.