Aansluiting van de binnenunit
Aansluiting van het verwarmingssysteem
De leidingaansluitingen van het klimaatsysteem zitten aan
de bovenzijde van het apparaat.
•
Alle benodigde veiligheidsvoorzieningen en afsluit-
kleppen moeten zo dicht mogelijk bij de SHK 20-200
worden geïnstalleerd.
•
Indien nodig moeten er ontluchtingskleppen worden
gemonteerd. Het overstortventiel met de drukme-
ter en het ontluchtingsventiel op het centrale ver-
warmingscircuit alsook het overstortventiel op het
warmtapwatercircuit moeten worden bevestigd met
de juiste aansluitingen XL 11 en XL 3. Om te voorkomen
dat er luchtbellen ontstaan, moet de overstortven-
tielover de gehele lengte schuin aflopen vanaf het
overstortventiel. Hij moet tevens vorstvrij zijn.
•
Bij aansluiting op een systeem (waarbij alle radiatoren/
vloerverwarmingscircuits voorzien zijn van thermosta-
tische kranen of magneetventielen) moeten geschikte
hydraulische oplossingen worden gebruikt om het
minimale ongestoorde debiet in het verwarmingssys-
teem te bereiken (bijv. bypass, parallelle buffer of open
verwarmingscircuits). Let erop dat u altijd de minimaal
vereiste systeemdoorstroming en het minimaal vere-
iste volume aanhoudt - zie hoofdstuk "Minimale sys-
teemdoorstroming" en "Buffervat".
BELANGRIJK
De term "klimaatsysteem", die wordt gebruikt in
deze installatie- en gebruikershandleiding, staat
voor verwarmings- en koelsystemen die worden
gevoed met warmte of koude, met gebruikmaking
van verwarmings- of koudemiddel van de SHK 20-
200- unit, voor verwarmings- of koeldoeleinden.
AANDACHT
Een geschikte veiligheidsklep moet direct op
de koudwatertoevoerleiding naar de tank voor
warm water voor huishoudelijk gebruik worden
geïnstalleerd om de tank te beschermen tegen
overmatige drukstijging. De afvoer van de veili-
gheidsklep moet worden afgevoerd naar een rio-
leringssysteem of drainage.
Aansluiting van externe warmtebron
Er kan een externe warmtebron met een maximumver-
mogen van 15 kW, d.w.z. een gas- of oliegestookte boiler,
worden aangesloten aan de achterzijde van de SHK 20-
200-unit door de plaat te verwijderen die de toegang tot
de aansluitpoorten blokkeert (zie onderstaande tekening).
See subsection System diagram.
24
Hoofdstuk 4 | Pijpaansluitingen
Verwijderen van condensaat
De SHK 20-200-unit heeft een condensslang om het con-
denswater af te voeren van de lekbak die onder de boiler is
geplaatst. De leiding voert al het condenswater af uit het ap-
paraat, wat het risico op schade tot een minimum reduceert.
Indien nodig kan de slang worden verlengd of vervangt.
Aansluiting van koudemiddel circulatiepijpen
(niet meegeleverd)
H
1
METROAIR L
H2
METROAIR L
AANDACHT
De buitenunits, af fabriek gevuld met koudemid-
del, maken het gebruik mogelijk van koudemid-
delleidingen (maat L) tussen de buitenunit en de
binnenunit met een lengte van L=15m. Zie de on-
derstaande tabellen voor de maximaal toegesta-
ne lengten van koudemiddelleidingen.
Voor het correct bijvullen van het koudemiddel, zie hoofd-
stuk "Vullen van het systeem met koudemiddel".
METROAIR L
Tussen de METROAIR L buitenmodule en de SHK 20-200
binnenunit moeten koudemiddel circulatiepijpen worden
geïnstalleerd. De installatie moet worden uitgevoerd in
overeenstemming met de geldende normen en richtlijnen.
PARAMETERS
Max. lengte van de leiding van het
koudemiddel in één richting (L)
Max. hoogteverschil wanneer SHK 20-200
zich hoger bevindt dan METROAIR L (H
Max. hoogteverschil wanneer SHK 20-
200 zich lager bevind METROAIR L (H
•
De aansluiting van de buitenunit op de binnenunit moet
ervoor zorgen dat het koudemiddel vrij kan stromen.
Retour naar
toegevoegde
warmtebron
(XL 18)
Aanvoer van
toegevoegde
warmtebron
(XL 19)
Condensslang
SHK 20- 200
L
L
SHK 20- 200
SHK 20-200
Een-
heid
-6
-12
m
30
40
m
20
15
)
1
m
20
30
)
2
SHK 20-200