De drukinstelling van het expansie-
vat moet worden gedimensioneerd
volgens de maximale hoogte (H)
tussen het vat en het hoogste
verwarmingselement, zie figuur.
Een begindruk van 0,5 bar (5 mvp)
betekent een maximaal toegestaan
hoogteverschil van 5 m. De max-
imale capaciteit van de installatie
zonder ketel is 220 l bij de bovenge-
noemde openingsdruk.
Als de fabrieksbegindruk in het membraanvat te laag is, kan
deze worden verhoogd door deze via het ingebouwde klep
te vullen. Voer de begindruk van het membraanvat in de
checklist op pagina 5 in.
Elke verandering in de begindruk beïnvloedt het vermogen
van het membraanvat om de volumetoename van het ver-
warmingsmedium op te vangen.
Buffervat
Voor een warmtepompinstallatie is een voldoende volume
aan verwarmingsmedium (ca. 10l/kW nominaal warmte-
pompvermogen) en een minimale, ongestoorde doorstro-
ming nodig.
Als er onvoldoende verwarmingsmedium in het systeem
aanwezig is, moet een extra buffervat worden gebruikt
om ervoor te zorgen dat het systeem voldoende capacite-
it heeft, zie het hoofdstuk "Minimumvolumes van het ver-
warmingssysteem".
Onvoldoende stroming in het cv-systeem veroorzaakt een
storing in het warmtepompsysteem en kan leiden tot pro-
ductbeschadiging of -storing.
BELANGRIJK
Om een minimum aan ongestoorde doorstro-
ming in het verwarmingssysteem te bereiken,
moeten passende hydraulische oplossingen (bijv.
ontlastklep, hydraulische koppeling, parallelle
buffer of open verwarmingscircuits) worden ge-
bruikt. Let erop dat u altijd de minimaal vereiste
installatiestroom aanhoudt - zie hoofdstuk "Mini-
male installatiestroom".
AANDACHT
Een expansievat in het warmtapwatersysteem
wordt aanbevolen. Er moet wel een overstortven-
tiel met de vereiste openingsdruk worden geïn-
stalleerd.
Minimaal volume van het verwarmingssys-
teem
METROAIR L
Minimaal volume verwarmingssysteem
SHK 20-200
Systeemschema
De SHK 20-200-binnenunit is uitgerust met een opslag-
tank met een verwarmingsspiraal, expansievat, veilig-
heidsgroep, elektrische bijverwarming, wisselkleppen,
platenwarmtewisselaar, energiemeter, elektronische circu-
latiepomp en regelaar. In combinatie met de METROTHERM
SPLIT (METROAIR L) buitenluchtwarmtepomp, vormt hij
een compleet klimaatsysteem.
De METROAIR L -buitenunit levert thermische energie voor
de verwarming van tapwater, het vermogen voor het kli-
maatsysteem, de verwarming van zwembaden en koeling,
met gebruikmaking van de vrije energie die in de buiten-
lucht is opgeslagen en efficiënt werkzaam in het lage tem-
peratuurbereik, tot -20 °C aan toe.
De aansluiting van de buitenunit en de binnenunit SHK 20-
200, met een systeem van leidingen gevuld met kou emid-
del, beschermt de aansluiting tegen bevriezing in het geval
van onderbrekingen in de stroomlevering aan apparatuur.
De werking van het systeem wordt gecontroleerd via een
geavanceerde regelaar.
Het regelmechanisme van de SHK 20-200 maakt het ge-
bruik van twee koelsystemen mogelijk:
•
Koelsysteem met 2 leidingen,
•
Koelsysteem met 4 leidingen.
AANDACHT
De SHK 20-200 is standaard voorzien van alle
temperatuursensoren. In sommige systeemon-
twerpen moeten de sensoren worden overgezet
naar nadere delen van het systeem. Zie voor de
plaats van de sensoren het betreffende punt bij
aansluiten van het systeem.
AANDACHT
Als het watervolume van het centrale verwar-
mingssysteem door gebruik te maken van een
buffervat toeneemt, moet u het systeemvolume
controleren en eventueel het volume van het be-
staande expansievat vergroten.
Installatie
atuursensor op de pijpleiding
-6
-10
50 l
80 l
Temperatuursensoren worden gemonteerd met thermis-
che pasta, kabelbinders en aluminiumtape (de eerste ka-
belbinder wordt bevestigd aan de pijp in het midden van de
sensor, de tweede ongeveer 5 cm achter de sensor). Isoleer
ze dan met isolatietape.
van
de
temper-
Hoofdstuk 4 | Pijpaansluitingen
19