nl Uw apparaat leren kennen
4 Uw apparaat leren kennen
Uw a ppa r a a t l e r e n k e n n e n
4.1 Bedieningspaneel
Via het bedieningsveld kunt u alle functies van uw apparaat instellen en informatie krijgen over de gebruikstoestand.
Afhankelijk van het apparaattype kunnen details op de afbeelding verschillen, bijv. de kleur en de vorm.
2
1
Display
→ "Display", Pagina 8
2
Knoppen
→ "Knoppen", Pagina 8
4.2 Display
Via het display stelt u alle functies van uw apparaat in.
In het hoofdmenu vindt u een overzicht van de functies
van uw apparaat.
→ "Functies", Pagina 9
Navigeren
Richting
Naar links navigeren
Naar rechts navigeren
4.3 Knoppen
De knoppen zijn aanrakingsgevoelige vlakken. Druk om een functie te kiezen op de betreffende knop.
Symbool
Naam
Aan/Uit
Pijl links
Pijl rechts
8
Gebruik
Op het display met uw
vinger naar rechts vegen
Op het display met uw
vinger naar links vegen
Gebruik
Apparaat in- of uitschakelen
Instelwaarden verlagen
Instelwaarden verhogen
1
Waarden instellen
Om een instelling aan te passen, tipt u met uw vinger
op de betreffende plaats van het display. Op het dis-
play verschijnt het instelbereik. Veeg in dit instelbereik
met de vinger op het display naar links of rechts tot de
gewenste instelling vergroot is.
Waarden
Gebruik
Verhogen
Op het display met uw vinger naar
rechts vegen
Verlagen
Op het display met uw vinger naar
links vegen
2