Schema voor de aansluiting van een aanvullende warmtebron
-EB101
LET OP:
Het maximaal aanbevolen vermogen van de aanvullende
warmtebron mag niet hoger zijn dan 15 kW.
•
Aangeraden wordt om de
200-unit in een ruimte te installeren die is uitge-
rust met een afvoer in de vloer en die beschermd
is tegen bevriezen.
•
Het draagvermogen van de - bij voorkeur - beton-
nen vloer moet voldoende zijn.
•
De BA-SVM 10-200-unit moet met de achterkant
tegen een muur staan. Het toestel mag niet te-
gen de muren van gebruiksruimten worden ge-
plaatst waar geluid een probleem zou kunnen
zijn.
•
Het toestel kan met behulp van de verstelbare
poten waterpas worden gezet.
•
Leg leidingen zo, dat deze niet langs muren van
een slaap- of woonkamer lopen, waar geluid een
probleem zou kunnen zijn.
•
Zorg voor een vrije ruimte van ca. 800 mm vóór
en 500 mm boven het toestel teneinde toekom-
stig onderhoud te vereenvoudigen.
14
Hoofdstuk 4 |
Leidingaansluitingen
-BT1
BA-SVM 10-
P
XL19
XL18
EQ-BT25/BT64
-GP12
-QN12
-BT63
-BT15
-BT3
HS1 -BP4
P
-BT7
-BT6
Aanbevolen montagevolgorde
1.
Koppel de BA-SVM 10-200-unit aan het centrale
verwarmingssysteem en aan de leidingen voor
koud- en warmtapwater.
2. Installeer koudemiddelleidingen.
3. Sluit de huidige sensoren, buitentemperatuur-
sensoren, de leidingen tussen de BA-SVM 10-
200 en AMS 10, alsook de communicatie en voe-
ding aan.
4. Sluit de voeding (230 V of 400 V) aan op de BA-
SVM 10-200-unit.
5. Ga verder volgens de instructies voor inbedrijf-
stelling in het hoofdstuk Inbedrijfstelling en af-
stelling.
XL10
-BT25
XL1
-QN10
-BT71
XL2
-GP11
BA-SVM 10-200
NIBE BA-SVM 10-200