OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4.
Druk op [SET].
5.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u [ ]
en [ ] om scherp te
stellen.
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
• Door op [ ] of [ ] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
• Als u de scherpstelling van het vergrootte beeld niet
bijstelt, wordt automatisch teruggegaan naar stap 3.
Mocht dit gebeuren en u nog steeds de scherpstelling
wilt bijstellen, druk dan op [SET] om het vergrootte
beeld opnieuw op het display te verkrijgen.
Handmatige scherpstelstand
Doe dit:
Druk op [ ].
Druk op [ ].
6.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
LET OP
• Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
58) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF
*
wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
81
cm – ∞