De arm manchet goed omdoen
1 Meet de omtrek van de bovenarm van de patiënt om
de juiste manchet te kiezen.
2 Plaats de manchet zo over de bovenarm dat de
luchtslang en de pijl van de slagadermarkering naar
de onderarm wijzen. De bloedvatmarkering op de
manchet moet over het brachiale bloedvat worden
geplaatst.
3 Leg de manchet op de arm. Zorg ervoor dat de
onderrand van de manchet ongeveer 2 tot 3 cm
(¾ tot 1 inch) boven de elleboog ligt.
4 Wikkel de manchet om de arm en trek deze strak
aan.
5 Laat een vrije ruimte tussen de arm van de patiënt en
de manchet van ongeveer twee vingers. Een te grote
strakheid kan veneuze congestie en verkleuring van
de lidmaat veroorzaken. Als de manchet te los zit,
kan deze niet goed worden opgeblazen en kunnen
de gemete waarden onjuist zijn. Verwijder alle kleding
die de meetarm bedekt of blokkeert. Kleding kan de
nauwkeurigheid van de meting beïnvloeden.
6 Manchetten die niet goed passen, kunnen
onnauwkeurige metingen opleveren. Gebruik een
andere maatmanchet als de bereikindex aan het
einde van de manchet niet binnen het bereik valt die
door de bereikstrepen wordt aangegeven.
De enkelmanchet goed omdoen (voor metingen
rond de enkel)
1 De patiënt moet in rugligging gaan liggen.
2 Leg de enkelmanchet op het been. Zorg ervoor
dat de rand van de enkelmanchet ongeveer 2 tot
3 cm (¾ tot 1 inch) boven de enkel ligt en let erop
dat de slagadermarkering op de tibiale posterieure
slagader ligt.
3 Wikkel de manchet om het been en trek deze strak
aan.
4 Laat een beetje vrije ruimte tussen het been van
de patiënt en de manchet. Twee vingers moeten
tussen het been en de manchet passen.
Let op: Vermijd het oprollen van lange mouwen, omdat dat een
beperking van de bloedstroom naar de meetarm kan veroorzaken
10
2–3cm
(¾ till 1 tum)
posterieure tibiale slagader.
2-3 cm
(3/4 tot 1 inch)