De printerinstellingen wijzigen
7 Afdrukgegevens na te zijn afgedrukt
Deze parameter bepaalt of afdrukgegevens al dan automatisch moeten worden verwijderd na het
afdrukken.
Mogelijke instellingen: [Alle afdrukgegevens wissen], [Afdrukgegevens opslaan]
8 Instelling JPEG afdrukken
Hiermee bepaalt u de instellingen voor het afdrukken van JPEG.
Mogelijke instellingen: [Eenvoudig binair], [Foutdiffusie]
9 De JPEG-afbeelding passend maken voor de afdrukmedia
Hiermee kunt u JPEG-afbeeldingen verkleinen of vergroten en zo passen maken voor het papierformaat.
Mogelijke instellingen: [Inschakelen], [Uitschakelen]
10 Voeding uit-stand
Maak een keuze hoe u de printer wilt uitschakelen.
Mogelijke instellingen: [Eén keer drukken om uit te schakelen], [Twee keer drukken om uit te
schakelen]
11 Vliegtuigstand
Hiermee kunt de knop
printer gebruikt op locaties waar signaaloverdracht niet is toegestaan.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit]
Opmerking
Bij de volgende instellingen hebben de instellingen in het printerstuurprogramma prioriteit:
• Instelling rol printerbehuizing
• Formulierinvoermodus
(Bluetooth) of de knop
(Wi-Fi) uitschakelen. Deze functie is handig als u de
3
71