2
De printer gebruiken
Afdrukken vanaf een Windows-computer of Mac
Afdrukken met het printerstuurprogramma
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Schakel de printer in.
3
Verbind de printer met een computer of mobiel apparaat via een USB-kabel, Bluetooth of Wi-Fi (zie De
Printer aansluiten op een computer of mobiel apparaat op pagina 25).
4
Plaats het papier.
Opmerking
U kunt de printerinstellingen zo nodig aanpassen in het dialoogvenster van het printerstuurprogramma of
in Printer Instelling Tool (zie De printerinstellingen wijzigen op pagina 45).
5
Druk af vanuit de toepassing.
De DATA-indicator knippert groen om aan te geven dat de printer gegevens ontvangt, en dat het
document wordt afgedrukt.
6
Schakel de printer uit.
Opmerking
• Als wel papier geplaatst is, maar de DATA-indicator blijft groen branden zonder te knipperen, heeft de
printer niet genoeg gegevens ontvangen voor het afdrukken van een hele pagina. Schakel de printer uit
en daarna weer in.
• U kunt het papier plaatsen nadat de afdrukopdracht is verzonden. Als het papier scheef de printer in wordt
getrokken naar de beginpositie, opent u het uitvoerpaneel helemaal, verwijdert u het papier, sluit u het
uitvoerpaneel weer en plaatst u het papier opnieuw (zie Vastgelopen papier verwijderen op pagina 95).
• Zie JPEG afdrukken op pagina 93 als u een JPEG-afbeelding wilt afdrukken zonder tussenkomst van het
printerstuurprogramma.
Afdrukken lichter of donkerder maken
U kunt uw afdrukken lichter of donkerder maken door de afdrukdichtheid aan te passen in het dialoogvenster
van het printerstuurprogramma of in Printer Instelling Tool (zie De printerinstellingen wijzigen op pagina 45).
Bij gebruik van de batterij kan een aanpassing van de afdrukdichtheid leiden tot een lichte verandering van
de afdruksnelheid en het aantal pagina's dat met een volle batterij kan worden afgedrukt.
2
2
2
2
2
31