De printerinstellingen wijzigen
Tabblad Geavanceerd
1 Instelling rol printerbehuizing
Hiermee bepaalt u de instelling voor het gebruik van de optionele rol printerbehuizing. Als u [Aan]
selecteert, kunt u de waarde voor doorvoeren of terugtrekking van papier voor de rol printerbehuizing
aanpassen.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Aan (zonder Anti-krulling)], [Aan (kort doorvoeren)], [Uit]
2 Afdruklengteschaling
Hiermee bepaalt u de verkleinings- of vergrotingsfactor voor het afdrukken.
Mogelijke instellingen: 95-105% (in stappen van 0,5%)
3 Formulierinvoermodus
Hiermee bepaalt u hoe de printer reageert op opdrachten voor het doorvoeren van formulieren van een
willekeurige bron.
Mogelijke instellingen: [Geen doorvoer], [Vaste pagina], [Einde van pagina], [Einde van pagina
Terugtrekking]
Zie Instellingen die kunnen worden gewijzigd met het Windows -printerstuurprogramma (voorbeelden)
op pagina 32 voor meer informatie over de opties.
4 Papiergriptijd
Hiermee geeft u de vertraging op voordat de printer het papier grijpt.
Mogelijke instellingen: [0,5 seconden], [0,8 seconden], [1,2 seconden]
5 Pre-doorvoer
Als u [Inschakelen] selecteert, komt er een kort stukje papier uit de printer wanneer de printer wordt
ingeschakeld. Wanneer u geperforeerd papier van een rol of een voorbedrukte rol gebruikt, raden wij u
aan om deze parameter in te stellen op [Uitschakelen].
Mogelijke instellingen: [Inschakelen], [Uitschakelen]
6 Papiersensordrempel
Deze parameter bepaalt de drempelwaarde voor de papierdetectiesensor.
Mogelijke instellingen: 0-255
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
3
3
70