Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Sluitertijdvoorkeuze

De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld.
Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden kunt
u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage sluitertijd
bewegingsonscherpte krijgt waarmee u een effect van snelheid of beweging kunt creëren.
Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken.
Een korte
sluitertijd kan
een snelle actie
"bevriezen"
zonder
2
bewegingson-
scherpte.
Stel de functieknop in op S in en draai de hoofdregelaar (of de subregelaar) om de
sluitertijd in te stellen.
S
250 F5.6
250
250
Sluitertijd
TIPS
De foto is onscherp:
j Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt
waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd, of
gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
j Als de sluitertijd lang is, is de kans groter dat de camera beweegt. U kunt bewegingen van de
camera beperken door gebruik te maken van de beeldstabilisator. g"Beeldstabilisator" (Blz. 62)
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g"EV STEP" (Blz. 105)
De diafragmawaarde knippert:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie "Waarschuwingsindicatie
belichting" (gBlz. 137).
46
NL
L N
N
38
38
F5.6
Door een langere
sluitertijd wordt
een opgenomen
snelle actie
onscherp. Deze
onscherpte roept
het gevoel van
een dynamische
beweging op.
Kortere sluitertijd
Langere sluitertijd

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave