Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Motor Starten; Draaien - Scania DC13 XPI Instructieboekje

Inhoudsopgave

Advertenties

Motor starten

WAARSCHUWING!
Gebruik nooit startgas of soortgelijke middelen
om de motor te helpen starten. Dit kan een explo-
sie veroorzaken in het inlaatspruitstuk en moge-
lijk zelfs letsel.
Start de motor alleen in een goed geventileerd
gebied. Wanneer de motor in een gesloten ruimte
loopt, moet er een doeltreffende voorziening
aanwezig zijn voor het afzuigen van uitlaatgas-
sen en cartergassen.
BELANGRIJK!
De startmotor mag niet meer dan twee keer gedu-
rende 30 seconden per keer worden aangezwen-
geld. Daarna moet deze ten minste vijf minuten
inactief blijven voordat er een volgende startpo-
ging mag worden ondernomen.
De Scania motor is met het oog op het milieu
ontworpen om te worden gestart met een lage
brandstoftoevoer. Het gebruik van onnodig grote
hoeveelheden brandstof tijdens het starten van de
motor resulteert altijd in emissies van onverbran-
de brandstof.
1.
Open de brandstofafsluiter.
2.
Schakel de motor uit.
3.
Als de motor is voorzien van een accuhoofd-
schakelaar: Schakel de voeding in met be-
hulp van de accuhoofdschakelaar.
4.
Start de motor.
Als de brandstoftank is leeggereden of de motor
lange tijd niet is gebruikt, ontlucht dan het brand-
stofsysteem. Zie het gedeelte
ontluchten.
Starten bij lage temperaturen en op
grote hoogten
Neem de plaatselijke milieuvereisten in acht.
Gebruik een brandstofverwarming en motorver-
warming om problemen en witte rook tijdens het
starten te voorkomen.
Scania raadt aan om een motorverwarming te ge-
bruiken als de motor wordt gestart bij temperatu-
ren onder -10 °C (14 °F) of op een hoogte van
meer dan 2.000 meter.
OPM 200 nl-NL
Brandstofsysteem
27
©
Scania CV AB 2020, Sweden
Een laag motortoerental en een bescheiden mo-
torbelasting bij een koude motor beperken witte
rook, zorgen voor een betere verbranding en
warmen de motor sneller op dan wanneer de mo-
tor niet wordt belast.
Vermijd langer dan nodig stationair draaien.

Draaien

Controleer instrumenten en waarschuwingslam-
pen met regelmatige tussenpozen.
Motortoerentalbereik
Het bedrijfstoerentalbereik van de motor bevindt
zich tussen het lage onbelaste toerental en het no-
minale motortoerental. Het nominale motortoe-
rental wordt vermeld op het plaatje met de
motorgegevens. Het lage stationaire toerental
kan worden ingesteld tussen 500 en 975 omw/
min.
Bij een lage of negatieve belasting kan een iets
hoger toerental optreden dan het nominale mo-
tortoerental.
Rijden op grote hoogte
Bij rijden op grote hoogte wordt het motorver-
mogen automatisch gereduceerd vanwege het la-
gere zuurstofgehalte in de lucht. De motor kan in
dat geval niet op het maximale vermogen in be-
drijf zijn.
N.B.:
Rijden op een grotere hoogte dan 4.000 meter
boven zeeniveau is alleen toegestaan als dit eerst
is goedgekeurd door Scania.
N.B.:
Tijdens hoge dynamische werking, bijvoorbeeld
bij graafmachines, moet de EGR-koeler wellicht
worden gereinigd. Het reinigen moeten worden
uitgevoerd zoals beschreven in het Werkplaats-
handboek.
Veranderen van toerental voor enkel-
toerentalmotoren
Bij het wijzigen van het toerental van een enkel-
toerentalmotor, moet de motor compleet tot stil-
stand worden gebracht voordat het toerental
wordt gewijzigd.
Starten en bedrijf

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave