7. Stop de stekker van de kabel van de batterijlader in het
stopcontact.
AANDACHT: Voordat de stekker in het stopcontact wordt
geplaatst, moet gecontroleerd worden dat de kenmerken van
het stroomnet overeenstemmen met diegenen van de
batterijlader.
8. Plaats de hoofdschakelaar (7), op de basis van de batterijlader,
in positie "I" (Fig.7).
AANDACHT: Controleer dat, wanneer continuïteit wordt
7
7
AANDACHT: De batterij kan slechts in één richting geplaatst
worden. Forceer de invoering van de batterij niet.
AANDACHT: Lees aandachtig de instructies voor het gebruik
en het onderhoud van de batterijlader die bij het toestel
geleverd worden, om de batterij te laden.
AANDACHT: Controleer dat, wanneer de batterij van de basis
van de batterijlader wordt geplaatst, de rode controlelamp (11)
van de batterijlader oplicht (Fig.10). Wanneer de rode
controlelamp oplicht, wordt de batterij opgeladen.
10. Voer een complete oplaadcyclus van de batterij uit.
AANDACHT: De rode led (11) zal blijven oplichten tot de
batterij helemaal is opgeladen.
AANDACHT: De batterijlader en de batterij kunnen in het
stopcontact blijven zitten. De rode led (11) zal oplichten
wanneer de batterijlader af en toe de batterij oplaadt.
AANDACHT: De rode led (11) van de status van de lading
geeft geen informatie over het niveau van de lading van de
batterij.
11
10
ON
8
8
7
11
15
gegeven aan het circuit van de basis van de batterijlader, de
groene controlelamp (8) van de batterijlader oplicht (Fig.8).
Wanneer de groene led oplicht, wordt het circuit van de
batterijlader correct gevoed.
AANDACHT: Vooraleer de batterij te plaatsen in de uitsparing
in de batterijlader, controleer of er geen condens of andere
types van vloeistoffen aanwezig zijn in de ruimte waarin de
batterij zal komen.
9. Plaats de batterij (4) in de zitting (9) in de batterijlader, en
positioneer de polen (10) correct in de batterij (Afb. 9).
4
9
9
AANDACHT: Tijdens de fase van het laden kan het zijn dat de
batterij oververhit, wat een normaal verschijnsel is en dus
geen probleem van de batterij zelf aanduidt.
AANDACHT: In geval van overvoeding van de batterij die
voor dit toestel wordt gebruikt, bestaat risico voor brand,
explosies of chemische verbranding.
11. Plaats, nadat de batterij is opgeladen, de hoofdschakelaar (7), op
de basis van de batterijlader, in positie "0" (Fig.11).
12. Haal de stekker van de kabel van de batterijlader uit het
stopcontact.
AANDACHT: Om schade aan de stroomkabel te vermijden,
moet de stekker uit het stopcontact gehaald worden door aan
de stekker zelf te trekken, en niet aan de kabel.
13. Verwijder de batterij (4) uit de behuizing van de basis van de
batterijlader, en verwijder de batterij uit de behuizing van het
toestel (Fig.12).
OFF
4
12
10