Voorbeeld:
p
= 1 bar.
b
Pomptype: CRT 16, 50 Hz.
Volumestroom: 16 m³/h.
NPSH (van pagina 76): 1,5 meter vloeistofkolom.
H
= 3,0 meter vloeistofkolom.
f
Mediumtemperatuur: +60°C.
H
(van afb. E, pagina 75): 2,1 meter vloeistofkolom.
v
H = p
x 10,2 – NPSH – H
– H
b
f
H = 1 x 10,2 – 1,5 – 3,0 – 2,1 – 0,5 = 3,1 meter vloeistofkolom.
Dit betekent dat de pomp kan werken bij een zuighoogte van
maximaal 3,1 m vloeistofkolom.
De voordruk berekend in bar: 3,1 x 0,0981 = 0,30 bar.
De voordruk berekend in kPa: 3,1 x 9,81 = 30,4 kPa.
3.4 Maximale voordruk
Afb. B, pagina 74, toont de maximaal toelaatbare voordruk. De
werkelijke voordruk + de druk die ontstaat als de pomp tegen een
gesloten afsluiter draait, moet echter altijd lager zijn dan de
"maximaal toelaatbare werkdruk".
Wanneer het systeem en de pompen onder een hogere druk wor-
den getest als vermeld in afb. B, pagina 74, dan moet de pompas
geblokkeerd worden om axiale bewegingen te voorkomen.
3.5 Elektrische specificaties
Zie het typeplaatje van de motor.
3.6 Aantal malen starten en stoppen
Motoren tot en met 4 kW: Max. 200 keer per uur.
Motoren van 5,5 kW en hoger: Max. 100 keer per uur.
3.7 Afmetingen en gewichten
Afmetingen:
Zie afb. C, pagina 74.
Gewichten:
Zie label op de verpakking.
3.8 Geluidsniveau
Zie afb. D, pagina 75.
4. Installatie
De pomp kan zowel verticaal als horizontaal worden geïnstalleerd
(zie afb. 3). De ruimte moet goed geventileerd zijn ten behoeve
van de motorkoeling. De motor mag evenwel nooit beneden het
horizontale vlak worden geplaatst.
Fig. 3
De richting waarin het medium door de pomp stroomt, is met pij-
len op het voetstuk van de pomp aangegeven.
Afb. C, pagina 74, toont de afmetingen van het voetstuk alsmede
diameter en positie van de gaten voor de bevestigingsbouten.
Resonantie en trillingen die door de pomp worden veroorzaakt,
kunnen worden teruggebracht door in de pers- en zuigleiding van
de pomp expansiestukken en tussen het voetstuk en de pomp tril-
lingsdempers aan te brengen.
De inbouwlengte van poort tot poort en de leidingaansluitingen
worden getoond in afb. C op pagina 74.
Aan beide zijden van de pomp dienen afsluiters te zijn aange-
bracht, zodat bij reiniging, reparatie of vervanging van de pomp
voorkomen wordt dat het gehele systeem wordt afgetapt.
– H
[m vloeistofkolom].
v
s
Installeer de leidingen zodanig dat luchtinsluiting worden verme-
den, vooral aan de zuigzijde van de pomp; corrigeer het leiding-
werk bij overeenkomstig afb. 4.
Afb. 4
Pos.
Omschrijving
Functie
Dempt resonantie en vangt trillin-
1
Expansiestuk
gen en expansie op.
Vereenvoudigt onderhoud aan de
2
Afsluiter
pomp.
Ondersteunt leidingen en voor-
3
Ophangbeugel
komt kromtrekken van en span-
ning op de leidingen.
N.B.: De pomp dient te allen tijde door middel van een terugslag-
klep (voetklep) tegen terugstroming te worden beveiligd.
Soms moet vlakbij de pomp een beluchter worden geïnstalleerd
(zie afb. 5). Dit is het geval bij installaties, waarin de persleiding
schuin afloopt vanaf de pomp en er een heveleffect zou kunnen
ontstaan en bij installaties, die tegen terugstroming van verontrei-
nigde media moeten worden beveiligd.
Afb. 5
4.1 Minimum flow
Vanwege het risico van oververhitting, moet de pomp niet op een
flow lager dan de minimum flow worden toegepast.
De onderstaande curve geeft de minimum flow als een percen-
tage van de nominale flow in relatie tot de mediumtemperatuur
weer.
Qmin
[%]
30
20
10
0
40 50 60 70 80 90 100 110 120 t [°C]
Afb. 6
N.B.: De pomp mag niet tegen een gesloten persafsluiter
draaien.
1
2
3
3
1
2
41