INHOUD
1.
Pompaanduiding
2.
Toepassingen
2.1
Te verpompen media
3.
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
3.8
4.
4.1
5.
5.1
6.
7.
8.
9.
10.
11.
Alvorens met de installatieprocedure te beginnen,
dient u deze installatie- en bedieningsinstructies
zorgvuldig te bestuderen. De installatie en bediening
dienen bovendien volgens de in Nederland/België
geldende voorschriften en regels van goed vakman-
schap plaats te vinden.
1. Pompaanduiding
Voorbeeld
CRT 8 - 12- X - X - X - X- XXXX
Pomp-range
Nominale volumestroom in m³/h
Aantal waaiers
Code pompuitvoering
Code leidingaansluiting
Code materialen, exclusief kunststof en
rubber delen (A = basis uitvoering)
Code rubber onderdelen
Code asafdichting
2. Toepassingen
De Grundfos meertraps in-line centrifugaalpompen, type CRT,
zijn ontwikkeld voor vele toepassingen.
2.1 Te verpompen media
Dunne, niet-explosieve media, die geen vaste deeltjes of vezels
bevatten. Het medium mag de pomp niet chemisch aantasten.
Indien het te verpompen medium een hogere soortelijke massa
en/of viscositeit heeft dan water, kan het noodzakelijk zijn een
motor met een groter vermogen toe te passen.
3. Technische specificaties
3.1 Omgevingstemperatuur
0,37-0,75 kW motoren (EFF 2, MG):
1,1-11 kW motoren (EFF 1, MG):
15-45 kW motoren (EFF 1, Siemens):
Komt de omgevingstemperatuur boven de genoemde maximum
waarden, of is de motor opgesteld op een plaats die 1000 meter
of hoger boven zeeniveau ligt, dan moet het motorvermogen
(P2), als gevolg van de lage dichtheid en het daardoor lager ver-
koelende effect van de lucht, verminderd worden.
40
Het kan noodzakelijk zijn een motor met een groter nominaal ver-
mogen te gebruiken.
Pagina
40
40
40
40
40
40
40
41
41
41
41
41
41
41
3.2 Mediumtemperatuur
42
42
-20°C tot +120°C.
42
Zie ook afb. A, pagina 73, waar het verband tussen de medium-
temperatuur en de maximaal toelaatbare werkdruk staat vermeld.
43
N.B.: De bereiken van de maximaal toelaatbare werkdruk en me-
43
diumtemperatuur gelden uitsluitend voor de pomp.
43
44
3.3 Minimale voordruk
44
De maximale zuighoogte "H" in meters vloeistofkolom wordt als
volgt berekend:
H = p
p
b
NPSH
H
H
H
Indien de berekende "H" positief is, kan de pomp werken bij een
zuighoogte van maximaal "H" meter vloeistofkolom.
Indien de berekende "H" negatief is, is een voordruk van mini-
maal "H" meter vloeistofkolom vereist. De druk moet gelijk zijn
Max. +40°C.
aan de berekende "H" tijdens bedrijf.
Max. +60°C.
Max. +55°C.
P2
[%]
EFF 1, Siemens
100
90
80
EFF 2, MG
70
60
50
20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80
1000
2250
Afb. 1
Hf
H
Pb
Afb. 2
x 10,2 - NPSH - H
- H
b
f
v
= Barometrische druk in bar.
Voor de barometrische druk kan 1 bar worden aange-
houden.
In gesloten systemen geeft p
aan.
= NPSH-waarde (net positive suction head) in meters
vloeistofkolom (af te lezen van de NPSH-curve op
pagina 76 bij de hoogste volumestroom die de pomp
kan leveren).
= Weerstandsverlies in de zuigleiding, in meters vloei-
f
stofkolom bij de hoogste volumestroom die de pomp
kan leveren.
= Dampspanning in meters vloeistofkolom, zie afb. E op
v
pagina 75. t
= mediumtemperatuur.
m
= Veiligheidsmarge van minimaal 0,5 m vloeistofkolom.
s
EFF 1, MG
t [°C]
3500
4750
m
NPSH
Hv
- H
s
de systeemdruk in bar
b