beeldkwaliteit, er in het resterende geheugen
van het apparaat of op de geheugenkaart passen.
• Het modussymbool (3) geeft de huidige modus aan.
Zie 'Opnamemodi' op pag. 38.
• Het flitssymbool (4) geeft
aan of de flits is ingesteld
op
Automatisch
(
),
Geforceerd
( ) of
Uit
(
).
• Het resolutiesymbool (5)
geeft de geselecteerde
afbeeldingskwaliteit aan.
Zie 'Instellingen van
fotocamera aanpassen' op
pag. 36.
• Het reeksmodussymbool (6) geeft aan dat de
reeksmodus actief is. Zie 'Foto's nemen in een reeks' op
pag. 36.
• Het zelfontspannersymbool (7) geeft aan dat de
zelfontspanner is geactiveerd. Zie 'Zelf op de foto
-Zelfontspanner' op pag. 36.
Het opslaan van een vastgelegde afbeelding kan langer
duren als u de instellingen voor zoomen, belichting of kleur
hebt gewijzigd.
Houd rekening met het volgende wanneer u een foto
neemt:
• Het is raadzaam beide handen te gebruiken, zodat de
camera niet beweegt.
• Gebruik de juiste modus voor elke omgeving als u
foto-of video-opnamen maakt in een wisselende
omgeving. Zie 'Opnamemodi' op pag. 38.
• De kwaliteit van een ingezoomde foto is lager dan die
van een niet-ingezoomde foto.
• Als u binnen een minuut niet op een toets drukt, wordt
de batterijspaarstand geactiveerd. Druk op
te gaan met het nemen van foto's.
Houd rekening met het volgende wanneer u een foto hebt
gemaakt:
• Druk op
als u de foto niet wilt bewaren.
• Als u de afbeelding wilt verzenden
Via e-mail
of
Via
Bluetooth, selecteert u
'Berichten' op pag. 57 en 'Bluetooth-connectiviteit'
op pag. 93 voor meer informatie. Deze optie is niet
beschikbaar tijdens een actief gesprek.
• Als u tijdens een actief gesprek een afbeelding wilt
verzenden, selecteert u
• Als u de foto wilt bewerken, selecteert u
Bewerken. Zie 'Afbeeldingen bewerken' op pag. 39.
• Als u de foto wilt afdrukken, selecteert u
Afdrukken. Zie 'Afbeeldingen afdrukken' op pag. 51.
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
om door
Via
multimedia,
. Zie
Opties
>
Verz. naar
beller.
Opties
>
Opties
>
35