De faxfunctie gebruiken
Beginscherm en basisbewerkingen voor het verzenden van een fax
Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op
de glasplaat of met de bedrukte zijde naar voren in de ADF.
Til de ADF voorzichtig omhoog zonder de invoerlade vast te houden.
Anders kan de ADF beschadigd raken.
Glasplaat
• Indien nodig kunt u de geavanceerde scaninstellingen configureren. Raadpleeg "Geavanceerde
scaninstellingen" op pagina 22 voor meer informatie.
Voer met behulp van de cijfertoetsen het faxnummer in (maxi-
maal 40 tekens).
Als het apparaat via een PBX met een telefoonnetwerk is verbonden,
moet u het toegangsnummer van de buitenlijn invoeren voordat u het
faxnummer invoert.
Druk op de toets [Z&W Start].
• Afhankelijk van de apparaatinstellingen
• Afhankelijk van de apparaatinstellingen
20
wordt u mogelijk gevraagd het faxnummer
nogmaals in te voeren. Voer het faxnummer
binnen 30 seconden in. Ga terug naar stap
3 als de faxnummers niet overeenkomen.
wordt u mogelijk gevraagd een ander ori-
gineel op de glasplaat te leggen. Ga in dit
geval verder met de volgende stap.
ADF
CES070
CES109
CES172