HOOFDSTUK 4 – MACHINEBEDIENING
4.13 TREKSTANG (INDIEN AANWEZIG)
GEVAAR – VOERTUIG/MACHINE ONBESTUURBAAR. DE MACHINE HEEFT BIJ HET
SLEPEN GEEN REMMEN. HET SLEEPVOERTUIG MOET DE MACHINE TE ALLEN TIJDE
ONDER CONTROLE KUNNEN HOUDEN. SLEPEN OP VERKEERSWEGEN NIET
TOEGESTAAN. NALATEN DEZE INSTRUCTIES TE VOLGEN KAN ERNSTIG OF DODELIJK
LETSEL TOT GEVOLG HEBBEN.
MAXIMALE SLEEPSNELHEID 8 KM/U (5 MPH)
MAXIMALE HELLING VOOR SLEPEN 25%.
Voordat de machine gesleept wordt, moet het volgende gedaan
worden:
SLEEP DE MACHINE NIET TERWIJL DE MOTOR DRAAIT OF DE AANDRIJFNAVEN
INGESCHAKELD ZIJN.
1. De giek inschuiven, omlaag brengen en in de rijstand zetten;
de draaischijf vergrendelen.
2. Laat de trekstang zakken en maak deze aan het
sleepvoertuig vast
4-14
.
3. Schakel de aandrijfnaven uit door de uitschakeldop om te
keren. Raadpleeg Figuur 4-5., Uitschakelnaaf aandrijving.
4. Plaats de keuzeklep 'Sturen/Slepen' op slepen; trek de knop
van de klep UIT om te slepen. De machine is nu in de
sleepmodus.
– JLG Hoogwerker –
3123569