HOOFDSTUK 3 – BEDIENINGSELEMENTEN EN INDICATORS VAN DE MACHINE
9. Kruipsnelheidsindicator
Wanneer de functiesnelheidsregelaar in de
kruipstand wordt gezet, dient deze indicator
om aan te geven dat alle functies op de laagste
snelheid staan.
10. Indicator machinestoring
Dit
lampje
geeft
besturingssysteem een abnormale toestand
heeft waargenomen en dat een diagnostische
storingscode in het systeemgeheugen is ingesteld. Zie de
servicehandleiding voor instructies over de storingscodes
en het ophalen van storingscodes.
11. Indicator kabelservice (indien aanwezig)
Wanneer deze indicator brandt, zijn de
giekkabels los of gebroken en moeten deze
onmiddellijk
worden
bijgesteld.
ALS DE INDICATOR VAN DE KABELSERVICE BRANDT, DIENT U HET PLATFORM TERUG
IN DE OPBERGSTAND TE ZETTEN, DE MACHINE UIT TE SCHAKELEN EN DE GIEKKABELS
TE LATEN INSPECTEREN.
3-22
aan
dat
het
JLG-
gerepareerd
of
12. Rijrichtingsindicator
Wanneer de giek in een van beide richtingen
voorbij de achterbanden wordt gezwenkt, gaat
de rijrichtingsindicator branden als de rijfunctie
wordt gekozen. Dit is een signaal voor de machinist om te
controleren of de rijbesturing in de juiste richting werkt (d.w.z.
situaties waarin de bedieningselementen zijn omgekeerd).
– JLG Hoogwerker –
3123569