Accessoires
1
1
2
M
VC1
6 720 810 933-10.4I
Afb. 56 Voorbeeldweergave voor installatie zwembad
[1]
MP100
[2]
Zwembad
[VC1] Zwembad-mengventiel
[HS] Verwarmingssysteem
17.5
Installatie met koelbedrijf
OPMERKING: Materiële schade door vocht!
Alleen een binneneenheid met geïntegreerde elektri-
sche bijverwarming is voor het koelbedrijf onder het
dauwpunt voldoende tegen condensatie geïsoleerd.
▶ Binneneenheden met menger voor een externe bij-
verwarming (bivalente installaties) mogen niet voor
koelbedrijf onder het dauwpunt worden gebruikt.
Een voorwaarde voor het koelbedrijf is de installatie van
een kamertemperatuurgestuurde regelaar (toebeho-
ren).
De installatie van een kamertemperatuurgestuurde rege-
laar met geïntegreerde vochtsensor (toebehoren) ver-
groot de betrouwbaarheid van het koelbedrijf, omdat de
aanvoertemperatuur in dit geval automatisch via de be-
dieningseenheid overeenkomstig het actuele dauwpunt
wordt geregeld.
▶ Isoleer alle leidingen en aansluitingen ter bescherming tegen conden-
satie.
▶ Kamertemperatuurgestuurde regelaar met geïntegreerde vochtsen-
sor installeren ( handleiding kamertemperatuurgestuurde rege-
laar).
▶ Dauwpuntsensoren monteren ( hoofdstuk 17.5.1).
▶ Automatisch bedrijf verwarmen/koelen kiezen ( handleiding be-
dieningseenheid).
56
HS
M
▶ Noodzakelijke instellingen voor het koelbedrijf uitvoeren: inschakel-
temperatuur, inschakelvertraging, verschil tussen kamertempera-
tuur en dauwpunt (offset) en minimale aanvoer ( handleiding van
de bedieningseenheid).
▶ Temperatuurverschil (delta) via de buiteneenheid instellen ( hand-
leiding bedieningseenheid).
▶ Schakel vloerverwarmingscircuits in vochtige ruimten uit (bijvoor-
beeld badkamer en keuken), eventueel via dauwpuntsensoren op de
relaisuitgang PK2 aansturen ( hoofdstuk 8.4).
De relaisuitgang PK2 is in koelbedrijf actief en kan voor het aansturen
van het koel-/verwarmingsbedrijf van een ventilatorconvector of een cir-
culatiepomp worden gebruikt of voor het aansturen van vloerverwar-
mingscircuits in vochtige ruimten.
17.5.1 Dauwpuntsensoren (toebehoren voor koelbedrijf) monte-
ren
OPMERKING: Materiële schade door vocht!
Koelbedrijf onder het dauwpunt veroorzaakt neerslag
van vocht op aangrenzende materialen (vloer).
▶ Vloerverwarmingen niet voor het koelbedrijf onder
het dauwpunt gebruiken.
▶ De aanvoertemperatuur conform de handleiding van
de bedieningseenheid correct instellen.
De bewaking met dauwpuntsensoren stopt het koelbedrijf, wanneer
condensvorming ontstaat op de leidingen van de cv-installatie. Conden-
saat vormt zich tijdens koelbedrijf, wanneer de temperatuur van de cv-
installatie onder de betreffende dauwpunttemperatuur ligt.
Het dauwpunt varieert afhankelijk van de temperatuur van de luchtvoch-
tigheid. Des te hoger de luchtvochtigheid, des te hoger moet de aanvoer-
temperatuur zijn, zodat het dauwpunt wordt overschreden en er geen
condensatie optreedt.
De dauwpuntsensoren zenden een signaal aan de besturing, zodra deze
condensvorming constateren. Het koelbedrijf wordt daardoor gestopt.
Handleidingen voor installatie en gebruik zijn met de dauwpuntsensoren
meegeleverd.
17.5.2 Koeling alleen met ventilatorconvectoren
OPMERKING: Materiële schade door vocht!
Wanneer de condensatie-isolatie niet volledig is, kan het
vocht naar aangrenzende materialen overslaan.
▶ Bij koelbedrijf alle leidingen en aansluitingen tot en
met de ventilatorconvector van condensatie-isolatie
voorzien.
▶ Gebruik voor het isoleren een materiaal dat geschikt
is voor koelsystemen met condensvorming (Arma-
flex).
▶ Afvoer aan het riool aansluiten.
▶ Bij koelbedrijf onder het dauwpunt geen dauwpunt-
sensoren gebruiken.
Bij koelbedrijf met binneneenheid AWBS met menger voor een externe
bijverwarming mogen ventilatorconvectoren alleen worden gebruikt,
wanneer deze voor gebruik boven het dauwpunt zijn bedoeld, en dan al-
leen in combinatie met een kamertemperatuurgestuurde regelaar CR
10H en dauwpuntsensoren.
Compress 3000 – 6 720 822 308 (2017/11)