Functietest
12
Functietest
▶ Neem de installatie in bedrijf conform de handleiding van de bedie-
ningseenheid.
▶ Ontlucht de installatie conform hoofdstuk 11.
▶ Actieve componenten van de installatie conform de handleiding van
de bedieningseenheid testen.
▶ Controleer of aan de startvoorwaarde voor de buiteneenheid is vol-
daan.
▶ Controleer of een verwarmings- of warmwatervraag aanwezig is.
-of-
▶ Warm water aftappen of de stooklijn verhogen, om een vraag te gene-
reren (eventueel de instelling voor CV-bedrijf af bij hogere buiten-
temperatuur veranderen).
▶ Controleer, of de buiteneenheid start.
▶ Waarborg, dat geen actuele alarmen aanwezig zijn (handleiding van
de bedieningseenheid).
-of-
▶ Storingen conform de handleiding van de bedieningseenheid oplos-
sen.
▶ Bedrijfstemperaturen conform de handleiding van de bedienings-
eenheid controleren.
12.1
Bedrijfsdruk van de cv-installatie instellen
OPMERKING: Schade aan de ketel door koud water!
Bij het bijvullen van cv-water kunnen spanningsscheuren
in de hete warmtewisselaar ontstaan.
▶ Vul cv-water alleen bij in een koude ketel.
Aanwijzing op manometer
1 bar
Minimale vuldruk (bij koude installatie)
2,5 bar
Maximale vuldruk bij maximale temperatuur van het
cv-water: mag niet overschreden worden (het over-
stortventiel wordt geopend).
Tabel 14 Bedrijfsdruk
▶ Voor zover niet anders opgegeven, tot 1,5–2 bar vullen.
▶ Wanneer de druk niet constant blijft, controleren of de cv-installatie
lekdicht is en de inhoud van het expansievat voldoende is voor de cv-
installatie.
12.2
Drukbewaking en oververhittingsbeveiliging
Drukbewaking en oververhittingsbeveiliging zijn alleen
in binneneenheden met geïntegreerde elektrische bij-
verwarming aanwezig.
Drukbewaking en oververhittingsbeveiliging zijn in serie geschakeld. Op
de bedieningseenheid gegeven alarmen of informatie wijzen dus op een
te lage installatiedruk of een te hoge temperatuur van de elektrische bij-
verwarming.
OPMERKING: Materiële schade door drooglopen!
Wanneer de cv-pomp PC0 gedurende langere tijd bij een
te lage installatiedruk wordt gebruikt, kan deze bescha-
digd raken.
▶ Eventuele lekkages in de installatie bij het activeren
van de drukbewaking oplossen.
Het activeren van de drukbewaking blokkeert alleen de
elektrische bijverwarming. De circulatiepomp PC0 en de
buiteneenheid kunnen bij vorstgevaar verder werken.
52
Drukbewaking
De binneneenheid heeft een drukbewaking, die wordt geactiveerd, zo-
dra de druk in de cv-installatie tot onder 0,5 bar afneemt. Zodra de druk
lager wordt dan 0,5 bar, wordt de drukbewaking automatisch gereset.
▶ Waarborg, dat het expansievat en het overstortventiel voor de gespe-
cificeerde installatiedruk zijn gedimensioneerd, en controleer, of in
de installatie een extra expansievat nodig is.
▶ Controleer de installatie op eventuele lekkage, eventueel is en groter
expansievat nodig.
▶ De druk in de cv-installatie langzaam door vullen van water via het vul-
ventiel verhogen.
Oververhittingsbeveiliging
De oververhittingsbeveiliging wordt geactiveerd, wanneer de tempera-
tuur van de elektrische bijverwarming hoger wordt dan 95 °C.
▶ Controleer de installatiedruk.
▶ CV- en warmwaterinstellingen controleren.
▶ Oververhittingsbeveiliging resetten. Daarvoor de toets aan de onder-
kant van de aansluitkast indrukken ( [2], afb. 31).
12.3
Bedrijfstemperaturen
Controleer de bedrijfstemperaturen tijdens cv-bedrijf
(niet in warmwater- of koelbedrijf).
Voor optimaal installatiebedrijf moet het debiet door de buiteneenheid
en de cv-installatie worden gecontroleerd. Voer de controle uit na 10 mi-
nuten warmtepompbedrijf bij hoog compressorvermogen.
Het temperatuurverschil over de buiteneenheid moet voor de verschil-
lende cv-installaties worden ingesteld ( handleiding bedieningseen-
heid):
▶ Bij vloerverwarming 5 K als temperatuurverschil verwarmen instel-
len.
▶ Bij radiatoren 8 K als temperatuurverschil verwarmen instellen.
Deze instellingen zijn voor de buiteneenheid optimaal.
Controleer het temperatuurverschil bij hoog compressorvermogen:
▶ Diagnosemenu openen.
▶ Monitorwaarden kiezen.
▶ Buiteneenheid kiezen.
▶ Temperaturen kiezen.
▶ Aanvoertemperatuur primair (warmtedrager uit, sensor TC3) en re-
tourtemperatuur (warmtedrager in, sensor TC0) in cv-bedrijf afle-
zen. De aanvoertemperatuur moet hoger zijn dan de
retourtemperatuur.
▶ Verschil TC3 – TC0 berekenen.
▶ Controleer, of het verschil overeenkomt met de voor cv-bedrijf inge-
stelde delta-waarde.
Bij te hoog temperatuurverschil:
▶ Ontlucht de cv-installatie.
▶ Filters reinigen.
▶ Leidingafmetingen controleren.
13
Milieubescherming
Milieubescherming is een ondernemingsprincipe van de Bosch-groep.
Kwaliteit van de producten, rendement en milieubescherming zijn voor
ons gelijkwaardige doelstellingen. Wetten en voorschriften op het ge-
bied van de milieubescherming worden strikt gerespecteerd.
Ter bescherming van het milieu gebruiken wij, rekening houdend met
bedrijfseconomische gezichtspunten, de best mogelijke techniek en ma-
terialen.
Compress 3000 – 6 720 822 308 (2017/11)