b
c
d
e
f
DC+
DC-
h
a
a
Multimeter (wisselstroomspanningsbereik)
b
S80 – kabel elektromagnetische omkeerklep
c
S70 – kabel van de ventilatormotor
d
Led
e
S90 – thermistorkabel
f
S20 – kabel elektronische expansieklep
g
S40 – kabel thermisch overbelastingsrelais
h
DB1 - diodebrug
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de
thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET
worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een
timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN-
en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
OPMERKING
Veiligheidsthermostaat (normaal gesloten contact). De
buitenunit is niet voorzien van een veiligheidsthermostaat.
Zorg
dat
u
een
ter
veiligheidsthermostaat
warmteafgeversysteem
in
geldende wetgeving.
U mag het feedbacksignaal van de veiligheidsthermostaat
echter niet aansluiten op de buitenunit of de gasboiler
omdat er geen klemmen zijn voor het feedbacksignaal.
Daarom hoeft u ook geen configuratie uit te voeren op de
buitenunit of de gasboiler.
Om onnodig inschakelen van de veiligheidsthermostaat te
vermijden, wordt in elk geval aanbevolen...
▪ ... dat de veiligheidsthermostaat automatisch opnieuw
instelbaar is.
▪ ...
dat
de
veiligheidsthermostaat
temperatuurvariatiebereik van 2°C/min heeft.
▪ ... dat er een minimale afstand van 2 m is tussen de
veiligheidsthermostaat
en
wegsklep die wordt geleverd bij de warm tapwatertank.
▪ ... dat het instelpunt van de veiligheidsthermostaat
minstens 15°C hoger ligt dan het maximale instelpunt
van de aanvoerwatertemperatuur.
WAARSCHUWING
▪ Schakel de elektrische voeding NIET in vooraleer alle
draden en kabels aangesloten te hebben. Anders
bestaat het risico van elektrische schok.
▪ Wanneer de bedrading voltooid is, controleer twee
maal of alle draden en kabels wel goed aangesloten
zijn vooraleer de stroomtoevoer aan te schakelen.
▪ Alle wat ter plaatse moet worden voorzien of uitgevoerd
(onderdelen, materiaal en elektrische werkzaamheden)
MOET voldoen aan de toepasselijke wetgeving.
(A)RXP20~35M5V1B
R32 Split-reeks
3P519299-5B – 2018.12
g
plaatse
te
voorziene
installeert
in
het
overeenstemming
met
de
een
maximaal
de
gemotoriseerde
3-
Strip de isolatie (20 mm) van de draden af.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze niet in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting
of
elektrische
schokken
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze
unit
een
inverter
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
▪ Gebruik GEEN ter plaatse aangekochte elektrische
onderdelen in de unit.
▪ Sluit de stroomtoevoer van de binnenunit NIET aan op
de buitenunit. Dit kan elektrische schokken of brand
veroorzaken.
▪ Tak de stroomtoevoer van andere accessoires NIET af
op de aansluitingenblok.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen
bij
het
voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de
voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten
geen
druk
op
het
klemmenbord
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met
een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast
kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
a
b
4 Installatie
of
brand
bevat.
Een
leggen
van
kan
worden
Montagehandleiding
53