7.4.2 Aansluiting (*C1)
Stervormige aanleg van de buskabels.
Lijnvormige aanleg van de buskabels.
Tab. 11: Aanleg van de buskabels
AANWIJZING!
Alle buskabels moeten afgeschermde, paarsgewijs gedraaide kabels worden gebruikt, UNITRONIC® BUS LD
2x2x0,22, ten minste gelijkwaardig of hoger.
AANWIJZING!
Bij de aanleg van buskabels moet de vorming van sterpunten, bv. in aftakdozen, worden vermeden. De ka-
bels moeten bij de apparaten worden doorgelust!
Verkeerd!
Juist!
Algemene opmerkingen
Leg alle laagspanningskabels op de kortste manier aan.
Zorg voor een ruimtelijke scheiding van laagspannings- en kracht-
stroomkabels, bv. door metalen scheidingen op kabelrails.
Gebruik als laagspannings- en buskabels alleen afgeschermde ka-
bels.
Alle buskabels moeten lijnvormig worden aangelegd. Een stervor-
mige bedrading is niet toegestaan!
De KaController wordt via een busverbinding op de betreffende
besturingsprintplaat van het apparaat aangesloten.
Montage-, installatie- en gebruikershandleiding
Venkon
61