Handmatige instelling van de sluitersnelheid
≥ Bij opnames met een lage sluitersnelheid, dient u het toestel op een
statief, enz., te zetten, om het bewegen van het toestel te voorkomen.
≥ Het kan zijn dat u een lichtband ziet rond een voorwerp dat zeer helder
schijnt of het licht sterk weerkaatst.
≥ Tijdens het normaal afspelen kan het lijken of het beeld niet soepel
beweegt.
≥ Als u een uiterst helder voorwerp opneemt, of als u bij
binnenhuisverlichting opneemt, kan het zijn dat de kleur en de
beeldschermhelderheid veranderen of dat een horizontale lijn op het
scherm verschijnt. In dit geval dient u in de Intelligent Auto modus op te
nemen of dient u de sluitersnelheid op 1/60 te zetten in gebieden waar
de frequentie van de stroomtoevoer 60 Hz is, of op 1/100 in gebieden
met 50 Hz.
≥ Met een lage sluitersnelheid kunt u opnames maken op donkere
plaatsen maar zult u merken dat er meer beeldruis op de opgenomen
beelden is.
≥ Tijdens de burst-opname is de sluitersnelheid hoger dan 1/30.
≥ Tijdens filmopnames zal de sluitersnelheid automatisch op 1/30 gezet
worden als u een waarde van minder dan 1/30 instelt.
Handmatige diafragma-instelling
≥ Afhankelijk van de zoomvergroting kan het zijn dat bepaalde
diafragmawaarden niet weergegeven worden.
- 119 -