46
Elektrische aansluiting | UniLine EC, uitvoering KaControl (*C1)
10.8.3 Externe ruimtetemperatuursensor
** Afgeschermde, paarsgewijs
getwiste leidingen, bijv.
CAT5 (AWG23), minimaal
gelijkwaardig,
gescheiden van
sterkstroomleidingen
leggen.
2**
Slaveapp.
Masterapparaat
#1
2**
3
Net
230V/50 Hz
busverbinding: 30 m
10.8.4 Ingangen voor de verwerking van ext. contacten
(bijv. bestaand gebouwbeheersysteem etc.)
** Afgeschermde, paarsgewijs
getwiste leidingen, bijv.
CAT5 (AWG23), minimaal
gelijkwaardig,
gescheiden van
sterkstroomleidingen
leggen.
2**
2**
Slaveapp.
Masterapparaat
#1
2**
3
Net
230V/50 Hz
busverbinding: 30 m
10.8.5 Interne temperatuursensor
Masterapparaat
Slaveapp.
#1
2**
3
Net
230V/50 Hz
Alle KaControl-masterapparaten beschikken over een analoge ingang
voor de aansluiting van een externe ruimtetemperatuursensor.
Sluit de leidingen volgens het schakelschema aan en configureer de
functies via de DIP-schakelaars en de KaController.
De leidinglengte tussen het masterapparaat en de
ruimtetemperatuursensor mag max. 30 m bedragen.
#2
2**
3
Net
230V/50 Hz
Alle KaControl-masterapparaten beschikken over multifunctionele
ingangen waaraan bij de ingebruikneming verschillende functies kunnen
worden toegewezen.
Sluit de leidingen volgens het schakelschema aan en configureer de
functies via de KaController.
De leidinglengte tussen het masterapparaat en de externe potentiaalvrije
contacten mag max. 30 m bedragen.
#2
2**
3
Net
230V/50 Hz
Alle KaControl-masterapparaten beschikken over multifunctionele
ingangen waaraan bij de ingebruikneming verschillende functies kunnen
#2
worden toegewezen, zoals een interne temperatuursensor voor de
2**
bewaking ten behoeve van de vorstbeveiliging.
3
Sluit de leidingen volgens het schakelschema aan en configureer de
Net
functies via de KaController.
230V/50 Hz
Kampmann montage- en installatiehandleiding – cassette-UniLine-luchtgordijn
Bij de slaveapparaten is de aansluiting van een externe
ruimtetemperatuursensor niet mogelijk. Bij het gebruik van een
externe ruimtetemperatuursensor op een masterapparaat dient
DIP-schakelaar nr. 6 op OFF te worden ingesteld.
Op de slaveapparaten kunnen geen externe contacten
(bijv. venstercontact, kaartlezer etc.) worden aangesloten.
Bij het gebruik van de interne temperatuursensor dient
DIP-schakelaar nr. 3 op ON te worden ingesteld.