Kampmann montage- en installatiehandleiding – cassette-UniLine-luchtgordijn
10.8 Leidingen aanleggen
10.8.1 Algemene aanwijzingen
Fout!
Stervormig aanleggen van busleidingen.
Goed!
Lijnvormig aanleggen van busleidingen.
Goed!
10.8.2 KaController
** Afgeschermde,
Inbouwdoos
paarsgewijs getwiste
leidingen, bijv. CAT5
(AWG23), minimaal
gelijkwaardig,
gescheiden van
sterkstroomleidingen
leggen.
3**
Masterapparaat
Slaveapp.
#1
#2
2**
3
Net
Net
230V/50 Hz
230V/50 Hz
busverbinding: 30 m
Alle laagspanningsleidingen dienen langs de kortste weg te worden
aangelegd.
Er dient, bijv. door metalen afscheidingspanelen op kabelplatforms, te
worden gewaarborgd dat laagspannings- en sterkstroomleiding ruimtelijk
van elkaar gescheiden zijn.
Als laagspannings- en busleidingen dienen uitsluitend afgeschermde
leidingen te worden gebruikt.
Alle busleidingen moeten lijnvormig worden aangelegd. Stervormige
bedrading is niet toegestaan (afbeelding links).
De KaController moet via een busverbinding op de desbetreffende
regelprintplaat van het apparaat worden aangesloten.
Als busleidingen moeten afgeschermde, paarsgewijs getwiste leidingen
worden gebruikt, bijv. CAT5 (AWG18) of minimaal gelijkwaardig.
Bij het aanleggen van de busleidingen dient te worden voorkomen dat er
bijv. in aftakdozen sterpunten worden gevormd. De leidingen dienen te
worden doorgelust naar de apparaten!
Voor de KaController is een inbouwdoos vereist.
Sluit de KaController volgens het schakelschema aan op het
dichtstbijzijnde KaControl-apparaat. De maximale buslengte tussen
KaController en KaControl-apparaat bedraagt 30 m.
Door het aansluiten van een KaController wordt het betreffende
KaControl-apparaat automatisch masterapparaat in de regelkring.
2**
3
Elektrische aansluiting | UniLine EC, uitvoering KaControl (*C1)
45