7.5
Uitrichten van het aggregaat
7.5.1 Algemeen
7.5.2 Uitrichting van de koppeling
controleren
Afb. 11: Controleren van de radiale
uitrichting met een comparator
Afb. 12: Controleren van de radiale
uitrichting met een lineaal
Afb. 13: Controleren van de axiale
uitrichting met een schuifmaat
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-CronoNorm-NL, NLG
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Ondeskundige hantering kan tot materiële schade leiden.
• De uitrichting moet vóór de eerste start worden gecontroleerd.
Het transport en de montage van de pomp kunnen invloed hebben
op de uitrichting. De motor moet worden uitgericht op de pomp (en
niet omgekeerd).
• De pomp en motor worden over het algemeen bij omgevingstem-
peratuur uitgericht. Zij moeten evt. worden bijgesteld, zodat reke-
ning wordt gehouden met de thermische uitzetting bij
bedrijfstemperatuur. Als met de pomp zeer hete vloeistoffen wor-
den getransporteerd, gaat u als volgt te werk:
Pomp bij werkelijke bedrijfstemperatuur laten draaien. Pomp uit-
schakelen, dan onmiddellijk de uitrichting controleren.
Voorwaarde voor een betrouwbaar, storingsvrij en efficiënt bedrijf
van een pompaggregaat is de juiste uitrichting van de pomp en aan-
drijfas. Een verkeerde uitrichting kan de oorzaak zijn voor:
• overmatige geluidsontwikkeling tijdens het bedrijf van de pomp
• trillingen
• vroegtijdige slijtage van het lager
• overmatige slijtage van de koppeling
Controle van de radiale uitrichting:
• Op een van de koppelingen of op de as een meetklok bevestigen
(zie afb. 11). De kolf van de meetklok moet op het bovenste punt van
de andere halve koppeling liggen (zie afb. 11).
• Meetklok op nul zetten.
• Koppeling draaien en na elke kwartslag het meetresultaat noteren.
• De radiale uitrichting van de koppeling kan ook worden uitgevoerd
met een lineaal (zie afb. 12).
AANWIJZING:
De radiale afwijking van beide koppelingshelften mag in elke toe-
stand, d.w.z. ook bij bedrijfstemperatuur en aanwezige toevoerdruk,
maximaal 0,15 mm bedragen.
Controle van de axiale uitrichting:
Door middel van een schuifmaat langs de omtrek de afstand tussen
beide koppelingshelften controleren (zie afb. 13 en afb. 14).
Nederlands
21