Elektrische installatie
•
De rem wordt vrijgegeven als de motorstroom
hoger is dan de in parameter 2-20 Stroom bij
vrijgave rem ingestelde waarde.
•
De rem wordt ingeschakeld wanneer de uitgangs-
frequentie lager is dan de in
parameter 2-21 Snelheid remactivering [TPM] of
parameter 2-22 Snelheid activering rem [Hz]
ingestelde waarde. De rem wordt alleen
4
4
ingeschakeld wanneer de frequentieregelaar een
stopcommando uitvoert.
Wanneer de frequentieregelaar in de alarmmodus of een
overspanningssituatie terechtkomt, wordt de mechanische
rem onmiddellijk ingeschakeld. Zie de Programmeerhand-
®
leiding VLT
AutomationDrive FC 301/302 voor meer
informatie.
LET OP
Wanneer de mechanische rembesturing/voedings-
klemmen 122 en 123 worden ingesteld via
parametergroep 5-4* Relais, [1] Array, relais 2, is er slechts
1 relaisuitgang (relais 1) beschikbaar om vrij te worden
geprogrammeerd.
4.13 Aansluiting sensoren/actuatoren op
M12-bussen
Pen
Draadkleur
1
Bruin
3
Blauw
4
Zwart
Tabel 4.6 4 x M12-aansluitingang
Pen
Draadkleur
1
Bruin
3
Blauw
4
Zwart
Tabel 4.7 2 x M12-aansluituitgang
1) Bij gebruik van gereserveerde draden voor optie. Als deze niet
worden gebruikt, kunnen ze worden afgeknipt.
24
®
VLT
Decentral Drive FCD 302
Klem
Functie
12
+24 V
20
0 V
18, 19, 32,
Digitale
33
ingang
Klem
Functie
Gereserve
Gereserveerd
erd
1)
20
0 V
02, 05
NO (24 V)
Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden.
LCP
USB
Afbeelding 4.12 Aansluiting sensoren/actuatoren op M12-
bussen
4.14 Dipswitches
•
Stel de analoge ingangsklemmen 53 en 54 in als
ingangssignalen van het type spanning (0-10 V)
of stroom (0-20 mA).
•
Stel de schakelaars S201 (klem 53) en S202 (klem
54) in voor het gewenste signaaltype. AAN is voor
stroom, UIT is voor spanning.
•
Klem 53 is standaard ingesteld voor een
snelheidsreferentie in een regeling zonder
terugkoppeling.
•
Klem 54 is standaard ingesteld voor een
terugkoppelingssignaal in een regeling met
terugkoppeling.
3
1
S201 – klem 53
2
S202 – klem 54
3
S801 – standaardbusafsluiting
4
PROFIBUS-afsluiting
5
Veldbusadres
Afbeelding 4.13 Positie van dipswitches
RL2
33
RL1
FB2
FB1
18
19
32
1
2
4
5
MG04F510