K Als u het poortnummer wilt
wijzigen dat in [Systeeminstellin-
gen] is ingesteld, drukt u op
[Wijzigen] aan de rechterkant
van het poortnummerveld.
Geef een poortnummer op met
de cijfertoetsen en druk op de
toets {#}.
L Druk op [Verbindingstest].
Er wordt een verbindingstest
uitgevoerd om te controleren of
de opgegeven gedeelde map be-
staat.
Opmerking
❒ De verbindingstest kan enige
tijd in beslag nemen.
❒ Het is tijdens een verbin-
dingstest wellicht niet moge-
lijk op [Verbindingstest] te
drukken direct nadat u op
[Annul.] heeft gedrukt.
M Controleer het resultaat van de
verbindingstest en druk op [Af-
sluiten].
N Druk op [OK].
O Herhaal de stappen A tot N
om meer bestemmingen in te
voeren.
Opmerking
❒ Om de bestemming te dese-
lecteren, druk op [UVorige] of
[TVolg.] om de bestemming
i n h e t b e s t e m m i n g s v e l d
weer te geven, en druk dan
op de {Wis/Stop}-toets.
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
❒ Als u het pad voor de map
wilt wijzigen, drukt u op [Wij-
zigen] aan de linkerzijde van
het bestemmingsveld. Voer
het juiste pad voor de map in
en druk vervolgens op [OK].
❒ U kunt de geselecteerde be-
stemmingen controleren
door op de toets {Instellingen
controleren} te drukken.
Voer het pad voor de map in de
NDS-structuur of op de NetWare-
server direct in
A Druk op [Bestem. invoeren].
B Druk op [NCP].
Opmerking
❒ Als u probeert over te scha-
kelen naar een protocol van
een protocol waarvoor [Pad],
[Gebruikersnaam] of [Wacht-
woord] is opgegeven, wordt u
gevraagd de protocolwijzi-
ging te bevestigen.
C Selecteer "Verbindingssoort".
Druk voor het specificeren van
de NDS-structuurnaam op
[NDS]. Druk voor het specifice-
ren van de NetWare-server-
naam op [Bindery].
3
43