7. Als het afdrukken is voltooid, worden het patroonnummer
en het huidige reeksnummer weergegeven. Selecteer de reeks
met de kleinste tussenruimten en druk vervolgens op de knop
Paper Feed ( u) of Paper Feed ( d) om het nummer van die
reeks weer te geven.
8. Druk op de knop Enter om het nummer van de reeks op te
slaan. Het volgende patroonnummer verschijnt. Herhaal stap
7.
Opmerking:
❏ Als u het opgeslagen reeksnummer wilt wijzigen, drukt u op de
knop Paper Source ( l), Paper Feed ( u) of Paper Feed
( d) om een ander patroonnummer te selecteren. Druk
vervolgens op de knop SelecType ( r). Het huidige
reeksnummer verschijnt op het LCD-display. Druk op de knop
Paper Feed ( u) of Paper Feed ( d) om het gewenste getal
te selecteren en druk vervolgens op de knop Enter.
❏ Druk tweemaal op Paper Source ( l) om terug te keren naar
stap 5.
9. Als u het patroon of de patronen hebt vastgelegd, drukt u op
de knop Pause om terug te keren naar de status READY.
De papierdikte instellen
Als u ander afdrukmateriaal gebruikt dan het speciale materiaal
van EPSON, dan moet u mogelijk de dikte van het papier
instellen. U kunt instellen of de dikte van het gebruikte papier
automatisch moet worden bepaald (STD (standaard)) of moet
worden ingesteld (1 tot 10) in het menu Paper Settings. Zie de
volgende paragrafen voor het vastleggen en opvragen van uw
instellingen. U kunt ook de inktdroogtijd instellen voor de
respectievelijke papierinstellingen, inclusief STD. Zie voor het
selecteren van de opgeslagen instelling "De vastgelegde
instellingen selecteren".
78