5. Instellingen instrument aanpassen - Setup
5.2 Setup via PC
5.3 Opstart via datadrager 1. De instellingen van een instrument kunnen op een datadrager gekopieert worden.
5.4 Lijst met
bedieningsparameters
Instrument label
62
U kunt uw Visual Data Manager ook via een PC in bedrijf nemen / parametreren.
Daarvoor staan ter beschikking:
- Bedienings-interface RS 232 op het front (3,5 mm stekkerbus, stereo, achter
diskettestation-deksel)
- Systeeminterfaces RS 232 resp. RS 422/485 op de achterzijde
Installatie van de PC-software:
1. Installeer de meegeleverde PC-software op uw computer. Indien nodig kunt u de
handleiding van het programma na de installatie afdrukken.
2. Roep het programma op.
3. Opgelet: sluit eerst de stekkerbus aan, daarna de aansluiting op uw PC. Bij het
losmaken van de verbinding in omgekeerde volgorde te werk gaan.
4. Nu kunt u uw instrument via de PC parametreren. Let s.v.p. daarbij op de
bedieningsinstructies / hulp van het programma.
Voordelen van het parametreren via de PC:
• De instrumentgegevens worden in een database opgeslagen, en zijn te allen tijde
weer oproepbaar.
• Teksten kunnen via het toetsenbord sneller en efficiënter worden ingevoerd.
• Met het programma kunnen ook meetwaarden worden uitgelezen, gearchiveerd en
op de PC worden getoond.
Opgelet:
- Op hetzelfde tijdstip mag maar een interface (RS 232 of RS 422 of RS 485) worden
geparametreerd.
Kies eerst het juiste type instrument uit de instrumentenlijst. Dan kiest u in menu
"instrumentinstellingen aanwijzen / veranderen - nieuw instrument->klaar" het
menupunt "setup-datadrager (diskette, ATA-flash) en geef de drive aan van de
datadrager. Na bevestiging met OK wordt een parameterfile (*.rpd) gemaakt.
Opmerking: om deze functie te kunnen gebruiken moet het instrument reeds in de
PC databank voorkomen.
2. Steek de parameterdatadrager in uw instrument en kies "ATAFlash/setup van
diskette". Na een minuut is het instrument met de nieuwe parameters bedrijfsklaar.
Opmerking: direct na de overdracht de set-up diskette uitnemen en een nieuwe
diskette invoeren.
Basisinstellingen:
• Instellingen die algemeen gelden, bijv. datum, tijd, enz.:
Beschrijf hiermee bijv. waar het instrument
is ingebouwd (belangrijk, wanneer u
meerdere instrumenten gebruikt).
20-karakters.
Opmerking: Wordt ook op de datadrager
opgeslagen. In de PC worden grafieken/
tabellen van deze tekst voorzien
(belangrijk, wanneer u bijv. meerder
instrumenten in gebruik heeft).
Het instrumentlabel staat ook bij de export,
bijv. naar een spreadsheet ter beschikking.