ComboMap-systeem
U kunt de patiëntinterfacemodule in het steriele veld brengen als u hem eerst met een
standaard steriele techniek in een steriele barrièrezak plaatst. U kunt de
patiëntinterfacemodule ook in de buurt van, maar niet in het steriele veld plaatsen.
Inputaansluitingen
Sluit de gewenste input aan op het ComboMap-systeem. Dit kan onder andere bestaan uit
een ECG-input, input van een aortale druktransducer, aortale drukinput van een
fysiologische monitor en input van een veneuze druktransducer.
ECG
Drukmodus: de ECG-input is niet essentieel voor de drukmodus, maar kan nuttig zijn om
de drukveranderingen te correleren met specifieke punten in de hartcyclus. In het scherm
Drukinstellingen hebt u de optie om de methode te kiezen die het systeem gebruikt om de
hartcyclus te detecteren: R-golf of Piekdruk. Als u de R-golf selecteert, maar er geen ECG-
input is, vallen berekeningen die afhankelijk zijn van het detecteren van de systole en
diastole standaard terug op een tijdvenster van twee seconden. Als u Piekdruk selecteert,
gebruikt het systeem het tijdsinterval dat wordt begrensd door twee piekdrukken. Als u
Piekdruk selecteert, gebruikt het systeem die methode, zelfs als er ECG-input is.
Flow- en Combo-modi: de ECG-input is noodzakelijk om de hartcyclus te detecteren
voor berekeningen in de modi Flow en Combo. In de afwezigheid van een ECG-signaal,
vallen de flowberekeningen die afhankelijk zijn van het detecteren van de systole en
diastole standaard terug op een tijdvenster van twee seconden.
Sluit de ECG-output van de externe bewakingsapparatuur aan op de ECG-inconnector op
het achterpaneel. De connector is een ¼-inch telefoonaansluiting met een signaalbereik
van maximaal ± 2,5 volt.
WAARSCHUWING: alle apparatuur die op de ECG-inputpoort wordt
aangesloten, moet beschermd zijn tegen defibrillatie.
Aorta-input
Druk- en Combo-modi: aortale drukmetingen zijn noodzakelijk voor verschillende
ComboMap-systeemberekeningen in de modi Druk en Combo, met inbegrip van de
gradiënt, genormaliseerde drukratio, fractionele flowreserve, hyperemische
stenoseweerstand en hyperemische microvasculaire weerstand.
Flowmodus: u wilt misschien de aortale (Pa) bloeddruk weergeven in de flowmodus,
hoewel dat niet nodig is voor flowmodusberekeningen.
U kunt de aortale drukmetingen op twee manieren in het ComboMap-systeem invoeren:
een low-level, met vloeistof gevulde druktransducer rechtstreeks van de patiënt of een
high-level signaal van een fysiologische monitor. Als u een aortatransducer gebruikt, sluit
u de output van de transducer aan op de aortale transducerinput op het connectorpaneel
aan de achterkant; de transducer moet een standaard (low-level) gevoeligheid hebben van
5µV/V/mmHg. Deze poort is geïsoleerd en beschermd tegen hartdefibrillatoren. Aan het
begin van iedere casus moet u de nultoets gebruiken om de aortatransducer op nul te
stellen.
Pagina 32 van 113
505-0300.02/003