29 Inbedrijfstelling
GEVAAR
Het apparaat mag uitsluitend met gemon-
teerde luchtkanalen, beschermroosters te-
gen weersinvloeden resp. regen en geslo-
ten afdekplaten in bedrijf worden gesteld.
AANWIJZING
Inbedrijfstelling moet tijdens het verwar-
mingsmodus van de warmtepomp worden
uitgevoerd.
1.
Controleer de installatie nog eens grondig en
werk de installatiechecklist af.
Website van de fabrikant
De installatiecontrole helpt schade aan de warm-
tepompinstallatie te voorkomen, die door een on-
vakkundige uitvoering kan ontstaan.
Controleer of:
● het rechts draaiveld van de voedingsstroom
(compressor) juist is aangesloten;
● de opstelling en montage van de warmte-
pomp in overeenstemming met deze installatie-
en gebruikershandleiding zijn uitgevoerd;
● de elektrische installatie vakkundig is uitge-
voerd;
● de stroomvoorziening van de warmtepomp uit-
gerust is met een vermogensschakelaar vol-
gens IEC 60947-2 die op alle polen is aangeslo-
ten en een afstand van ten minste 3 mm tussen
de contacten heeft;
● het verwarmingscircuit doorgespoeld, gevuld
en grondig ontlucht is;
● alle schuiven en afsluiters van het verwarmings-
circuit geopend zijn;
● alle leidingen en componenten van de installa-
tie dicht zijn.
2.
Vul het opleveringsprotocol voor warmtepompin-
stallaties zorgvuldig in en onderteken het.
Website van de fabrikant
3.
In Duitsland:
Stuur het opleveringsprotocol voor warmtepom-
pinstallaties en de installatiechecklist naar de
klanten service van de fabrikant.
In andere landen:
Stuur het opleveringsprotocol voor warmtepomp-
installaties en de installatiechecklist naar de loka-
le partner van de fabrikant.
Technische wijzigingen voorbehouden | 83054400fNL | ait-deutschland GmbH
4.
De inbedrijfstelling van de warmtepompinstallatie
wordt door onderhoudspersoneel uitgevoerd dat
door de fabrikant daartoe is geautoriseerd. Hier
zijn kosten mee verbonden!
30 Onderhoud van de
warmtepomp
Het koudemiddelcircuit van de warmtepomp heeft
geen periodiek onderhoud nodig.
Volgens de EU-verordening (EG) 517/2014 zijn lekcon-
troles en het bijhouden van een logboek bij bepaalde
warmtepompen voorgeschreven!
Logboek voor warmtepompen, hoofdstuk 'Instruc-
ties voor het gebruik van het logboek'
De componenten van het verwarmingscircuit en de
warmtebron (ventielen, expansievaten, circulatiepom-
pen, filters, vuilvangers) moeten indien nodig, maar
tenminste jaarlijks, door gekwalificeerd vakpersoneel
(verwarmings- of koelinginstallateurs) worden gecon-
troleerd en eventueel gereinigd.
LET OP
Gekwalificeerd vakpersoneel dient regelma-
tig te controleren of het condensaat ongehin-
derd uit het apparaat kan weglopen. Hiervoor
dienen de condensaatbak in het apparaat en
de condenswaterafvoer regelmatig te worden
gecontroleerd op verontreiniging/verstopping
en indien nodig te worden gereinigd.
I ltijd vrij zijn van belemmeringen en worden vrijgehou-
den. Daarom de onbelemmerde luchtgeleiding regel-
matig controleren. Vernauwingen of zelfs verstoppin-
gen, die bijvoorbeeld
● bij het aanbrengen van een huisisolatie door
piepschuim bollen
● door verpakkingsmateriaal (folies, dozen enz.)
● door gebladerte, sneeuw, ijsvorming of derge-
lijke weersafhankelijke afzettingen
● door vegetatie (struiken, hoog gras enz.)
● door luchtschachtafdekkingen (vliegengaas
enz.)
optreden, dienen voorkomen te worden of onmiddellijk
verwijderd te worden.
Jsafzetting op beschermrooster.
Als de temperatuur bij een zeer hoge luchtvochtigheid
tot onder het vriespunt daalt, kan aan het bescherm-
rooster ijsvorming optreden. Om een storingsvrij be-
drijf te garanderen, dient het ijs regelmatig te worden
verwijderd!
23